Auteur: Arend Arends |
Versie: 17 april 2017 |
De Grondschattingslijst van 1646 vermeldt Grete Jansen ofte Barels en in 1654 Griete Jansen, nu Roelof Jacobs, meier van Griete Ebbinge. Bij het huis is dan 2 mud bouwland, 350 hoppekuilen, maar geen waardeel.
In 1691-1695 woont mogelijk Jan Berens in dit huis als wever.
In 1742 zijn de erfgenamen van Lucas Conraads eigenaren van het huis, dat in 1646 eigendom was van Grete Jansen.
Lucas Conraads is vermoedelijk een zoon van Conraad Gerrits, zie 77. Hij trouwt in 1711 met Albertien Tjebbels, vermoedelijk een dochter van Tjebbel Jannes, zie 14.
Dochter Jantje Lucas trouwt in 1742 in Eelde met Eite Lucas, zoon van Lucas Berends en Jantien Eitens.
Zoon Conraad Lucas trouwt in 1749 ook in Eelde met Jantje Lucas, zuster van Eite Lucas. Na het kinderloos overlijden van Eite Lucas en zijn echtgenote erft in 1781 o.a. dochter Albertje van Conraad Lucas en Jantje Lucas van zowel haar oom als van haar tante.
Dochter Annegien Lucas trouwt in 1738 met Cornelis Jansen.
Cornelis Jansen wordt in 1745 vermeld in het Register van Nieuwe Huizen, waar in 1742 nog Lucas Conraads erfgenamen werden vermeld. Hij wordt in het Haardstedenregister vermeld van 1742 tot 1764 met 2 paarden, in 1774 met zijn zoon als timmerman en in 1784 weer met zijn zoon met 2 paarden.
Dochter Albertje Cornelis trouwt in 1766 met Jannes Reinders, zie bij huis 77. Zij overlijdt in 1766. Hun dochter Wibbigje Jans is in 1807 voor een vierde eigenares van dit huis.
Zoon Jan Cornelis trouwt in 1779 met Jantien Baving, dochter van Frerik Baving en Hinderkien Jacobs, kleindochter van Doe Baving en Marchien Schuiringe, zie 142.
Jan Cornelis wordt vermeld in het Haardstedenregister 1794, in 1797 wordt hij vermeld als boer, 53 jaar. In 1801 worden mombers aangesteld over de kinderen Frerik en Cornelis omdat Jan Cornelis is overleden. Jantien Baving was al in 1799 overleden. In 1804 staat in het Haardstedenregister vermeld "huis van Jan Cornelis erven".
In 1807 is Berend Ensink bewoner en gebruikt dan tevens huis 75. De kinderen van Jan Cornelis zijn voor ¾ deel eigenaren, een vierde is eigendom van hun tante Wibbigje Jans.
Behalve twee vermoedelijk jong overleden zoons Cornelis, is er een kind dat in 1795 wordt begraven, vermoedelijk de dan 5 jaar oude Lucas. Zoon Frerik overlijdt in 1809 op 14-jarige leeftijd. Volgens de Memorie van Successie is er onroerend goed.
De overblijvende zoon Cornelis, die in 1813 de naam Baving aanneemt en dan ook in dit huis woont, trouwt in 1813 met Hinderkien Kruims, dochter van Jan Kruims en Geessien Reinders Suurd. Hij overlijdt al in 1818, waarna Hinderkien Kruims hertrouwt met Jan Geerts Timmer. Zij wordt in 1832 vermeld als eigenares als weduwe Cornelis Jans Baving.
In de Grondschattingslijst van 1646 is de vermelding Reijner Popkes en Roelof Lunsche, een huis in huur van Jacob Lant, zie 134. In 1654: Reijner Popkes en Roelof Lunsche, nu Else? Cornelis en Harm van Bijcken, meiers van Ebbink, vermoedelijk Ebbinck Lant, zoon van Jacob Lant, die in Groningen woont als chirurgijn. In 1719 verkoopt zijn dochter Rebecca Land een half huis te Peize voor 1300 gld. Dat zou dit huis kunnen zijn. Het Register van Nieuwe Huizen 1742 vermeldt als bewoner in 1646 Reinder Popkes, meier van Ebbink.
In 1745 is het huis, dat uit meerdere woningen bestaat, eigendom van mevrouw Ketel en Willinge en van de diaconie. In het huis woont Christiaan wever en in de twee diaconiekamers wonen de klompenmaker en wed. Jan Warmels. In het Haardstedenregister 1742 wordt Christiaan Hindriks vermeld als wever, die hier ook woont in 1754 en 1764. De naam van de klompenmaker wordt in 1742 niet vermeld, maar wel in 1754 als Egbert Jans Clompmaker, in 1764 als Egbert Clomp. Weduwe Jan Warmels wordt in 1754 en 1764 opgevolgd door Willem Warmels.
Christiaan Hindriks is vermoedelijk de vader van Hindrik Christiaans Barkhuis, die ook wever is en vanaf 1784 woont in huis 80, zie aldaar.
Willem Warmels is een zoon van Warmelt Willems en Hillechien Jans Ottens. Hij trouwt in 1740 met Roelofje Jansen. Hij woont in 1742 in huis 16. Willem Warmolts betaalt o.a. in 1759 huur aan de diaconie, 3 stuivers per maand.
Zoon Warmolt Willems trouwt in 1771 met Geertje Heins van Zeijen, weduwe van Hendrik Alberts. In het Haardstedenregister van Vries wordt hij vermeld onder Zeijen met een half erf in 1774, 1784 en 1794. Hij hertrouwt in 1798 in Vries met Mettien Nicolaas, weduwe van Doe Freriks Baving, die een broer was van buurvrouw Jantien Baving op 73 en tenslotte in 1805 ook in Vries met Hillechien Asses Oosterveld, weduwe van Hendrik Jacobs Polling en Tonnis Jans.
Zoon Jan Willems trouwt in 1793 in Assen met Hendrica Jans (Bakker). Hij is dan afkomstig van Eelde. Bij overlijden is hij broodbakker.
Dochter Hillechien Willems trouwt in 1791 in Norg met Bareld Doedes, zoon van Doe Ebbinge en Harmtien Eleveld, zie 21 en eerder getrouwd met Hendrikje Klasens.
Vanaf 1774 is het huis in zijn geheel een
diaconiehuis.
Hier wonen dan in 1774 Arend Talens, in 1774 en 1784 Hindrik Clasen, Roelof Warmelts en Berend van Delden. Pieter Garbrants woont in 1774 ook in een kamer maar wordt wel aangeslagen, daarvoor woonde hij in huis 117, zie aldaar.
Berend van Delden trouwt in 1751 in Groningen met Aaltien Kaspers, dochter
van Kasper Berends en Trijntje Rotgers, zie 78.
Kinderen:
- Kasper
Berends van Delden trouwt in 1791 in Tolbert met Lutgertje Hendriks Cazemier.
- Harm Berends trouwt in 1809 in Roden met Aaltien Jans.
- Trientien
Berends van Delden trouwt in 1788 met Gerrit Berends Smit, zie 22.
- Roelf
Berends; Na het overlijden van Aaltien Kaspers in 1786 krijgt Berend van Delden
14 stuivers van de diaconie als reisgeld "doe hij na zijn zoon Roelf wilde om
daar te blijven, maar dat is mislukt".
In 1784 woont nog in het huis weduwe Berend Huisings en weduwe Geert Jans.
In 1794 wonen in het huis Jan Luigies, Willem Jans, Jan Eefting en Luigien Jans.
In 1797 worden vermeld Albert Jans, 40 jaar, gehuwd met 3 kinderen, Luigien Jans Cregel, 51 jaar, gehuwd met 6 kinderen en Harm Resing, wever, 53 jaar met 2 kinderen.
Albert Jans is waarschijnlijk Albert Jans Talens. Deze woont in 1813 in huis 83 en bij overlijden in 1817 in dit huis.
Harm Jans Resing woont in 1794 in huis 76
en in 1784 als wever in de buurt van huis 44 of 47. In 1798 is hij 53 jaar,
wever, met 2 kinderen. Hij is een zoon van Jan Harms Resing, die in 1779 wordt
begraven en van Grietien Jans, die dan betaalt voor de lakens over haar man en
dochter Janna Jans. Een zuster is Jantien Jans, getrouwd met Roelof Jans
Gerrits, zie 48. Na haar overlijden in 1818 zijn de dochters van Harm Jans
Resing haar erfgenamen.
Harm Jans Resing trouwt omstreeks 1780 met Trijntje Jans Schuurman, dochter van
Jan Hindriks Schuurman en Margien Engberts.
Kinderen:
Grietje Harms Resing trouwt in 1805 met Reinder Adams Suurd.
Margien Harms Resing trouwt in 1809 met Albert Stevens Brink en in 1832 met
Hindrik Alberts Meijer.
Jan Harms Resing is vermoedelijk jong overleden.
In 1804 wordt alleen vermeld dat het een diaconiehuis betreft zonder de bewoners te noemen.
In 1807 wonen in het huis Luigien Jans Kregel, arbeider met 2 inwonende kinderen en Harm Resing, arbeider.
In 1813 worden Harm Jans Rezing vermeld en onder hetzelfde huisnummer Jan Jannes Eijinga, die in de lijst na de bewoner van huis 75 wordt vermeld.
In het Haardstedenregister van 1742 wordt Trijntien Stevens vermeld met nering. Zij wordt i n1742 ok vermeld in het Register van Nieuwe Huizen als eigenares. Het betreft een na 1646 nieuw gebouwd huis.
Vaak wordt het bleekveld of hofje achter het huis gehuurd van de diaconie. Dit is o.a. het geval bij Wijtke Blokbergen in 1752, en later bij Jan Rolstra en Berend Ensing.
Vermoedelijk woont hier in de periode 1691-1695 Steven Hindriks, snijder, doet ook koopenschap. Steven Hendriks is getrouwd met Jantje Besuin, dochter van Jan Besuin en Witien Gerrijts. Zij hebben als kinderen Albertien en Trijntien Stevens.
Steven Hindriks wordt begraven in 1707. Zijn schoonzoon Marten Blokbergen, in 1701 getrouwd met dochter Albertien Stevens, betaalt in 1708 een gift aan de armenkas.
Ook in 1708 kopen Marten Hans Blokbergen en Albertien Stevens de vaste en een aantal tilbare goederen van Trijntien Stevens. Voor haar treden voorstanders op, zij was dus nog minderjarig en daarom moest toestemming worden gevraagd aan de Etstoel.
In 1740 wordt de boedel van Marten Blokbergen grasvellig (failliet) verklaard, waarbij Trijntien Stevens 1475 gld. terugkrijgt van de afkooppenningen, maar alleen uit de opbrengst van de verkochte goederen die bij de afkoop waren betrokken.
Trijntien Stevens is in 1742 eigenares van dit huis, terwijl Marten Blokbergen en Albertien Stevens in 1737 hun huis en hof verkopen aan de Ette J. Ebbinge en vrouw Harmanna Tabingh en aan Wijcher en Albertien Ebbinge. Dat lijkt te slaan op huis 138, zie aldaar.
In 1750 draagt Trijntien Stevens haar bezittingen over aan haar zusters zoon en dochter Bartelt en Wijtsche Blokbergen om door hen te worden verzorgd. Dit zijn kinderen van Marten Blokbergen en Albertje Stevens.
Wijtke Blokberger woont in 1754 in het huis als keutersche, mogelijk woont zij daarna bij haar broer Hans Blokberger, in 1794 wordt op die plaats vermeld Wijtke Blokberger, onder de diaconie, zie bij 111.
In 1755 wordt het huis door de crediteuren van Wijtke Blokberger voor de ene helft en Bartelt Blokberger, pander van Eelde voor de andere helft verkocht aan meester Jan Rolstra en huisvrouw Grietien Garengroot.
Jan Rolstra wordt in 1764 en 1774 vermeld als koekebakker. In 1754 woonde hij in huis 68, ook als bakker en daarvoor in Nietap, waar hij in 1742 in het Haardstedenregister van Roden wordt vermeld als bakker.
Jan Derks Rolstra trouwt in 1728 in Leeuwarden met Anna Margareta Garengroot, vaak ook Grietje genoemd. Haar ouders zijn in 1701 in Leeuwarden getrouwd als Willem Geerngroot en Hendrikje Gerrits. Bij de doop van de oudste zoon Willem in 1729 wordt zij aangeduid met het patroniem Willems. Daarna worden in Leeuwarden nog de kinderen Baukje (1934), Hendrikje (1936) en Gerritje (1938) gedoopt en in 1941 in Roden zoon Derk, geboren in Nietap. In 1732 wordt in Leeuwarden een kind begraven.
In 1769 verkopen Jan Rolstra en zijn echtgenote Grietje Garengroot het huis zoals het in 1755 was aangekocht aan de juffrouwen Titia, Anna en Michelina Spandaw van Groningen. Het huis grenst ten oosten en zuiden aan de weg, ten westen aan de Hoogwelgeboren Heer J.B. de Coninck en ten noorden aan de diaconie van Peize met 2 gld. grondpacht aan het Huis te Peize.
Zij blijven hier blijkbaar wel wonen. Grietje overlijdt in 1781. Dochter Hendrikje trouwt in 1769 in Groningen met Andries Jans Bok. Er worden kinderen gedoopt in Appingedam.
In 1784 kan Berend Antoni, karspelsoldaat in het huis hebben gewoond.
In 1787 koopt Berend Ensing een huis van juffrouw Spandouw voor 280 gld. (aangifte 40ste penning). Vanaf 1794 woont Berend Ensing in het huis als koopman, zoon van Jannes Ensing en Geertien Jannes Stoker, zie 107. In 1784 woonde hij in huis 82. Van de diaconie huurt hij het hofje achter het huis en betaalt tevens voor het gebruik van de halve put.
In 1807 is hij eigenaar, maar gebruikt zowel dit huis als huis 73, waar hij dan tijdelijk woont. In 1813 woont hij in huis 87, het huis van de schulte van Eelde Pierre Ketel, waarvan Jannes Ensing Bzn. in 1832 eigenaar is.
Berend Ensing trouwt in 1778 met Jantje Jans (Gorter) van Oldeholtpade, geboren in Ter Idzard.
Kinderen:
Jan Ensing trouwt in 1816 met Annegien Jans, geboren in Anloo en woont in 1825
in huis 65, waarvan hij in 1832 ook eigenaar is.
Jannes Ensing trouwt in 1807 met Annechien Schuring, dochter van Cornelis
Schuring en Hinderkien Luinge, zie 72 en woont in 1825 in huis 87, waarvan hij
in 1832 ook eigenaar is.
Jacob Ensing, vermoedelijk jong overleden.
Geert Ensing trouwt in 1816 met Hinderkien Luinge, dochter van Luink Luinge en
Janna Barelds Bakker, zie 125 en woont in 1825 in huis 134, waarvan hij in 1832
ook eigenaar is.
In 1813 woont Johannes Bernardus Tietema in het huis, eerder wonend in huis 77, zie aldaar. In 1832 is het huis eigendom van Jan Ensing Bzn en consorten.
In het bevolkingsregister van 1850 wordt het nummer overgeslagen. Bij de hernummering van 1852 sluiten de nieuwe nummers van huis 75 en 77 op elkaar aan. Waarschijnlijk is het huis dus verdwenen voor 1850.
Op de kadasterkaart van 1832 is het huis gesplitst in twee percelen, zodat het vermoedelijk heeft bestaan uit 2 woningen met hetzelfde huisnummer.
Andries Geerts wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1742 en 1754, wonend in een diaconiehuis, zonder aanslag, in 1764 zijn weduwe en ook in 1774, maar dan als tweede vermeld. Andries Geerts trouwt in 1734 in Groningen met Dievertien Harms uit Groningen, dochter van Harm Arends en Margreta Bothema.
Harm Jans zonder aanslag in 1774, daarvoor in huis 80 als wever, zie aldaar (kinderen noemen zich Hagenauw). Harm Jans wordt ook vermeld in 1784, in 1794 Harm Resing onder de diaconie. Harm Resing woont in 1784 in de buurt van huis 44 of 47 als wever en is dus niet dezelfde als de eerdere Harm Jans in dit huis. Vanaf 1798 woont hij vermoedelijk in huis 74, zie aldaar.
In 1798 woont hier Harm Andries, alumnus, d.w.z. ondersteund door de diaconie. Hij is mogelijk een zoon van Andries Geerts en Dievertien Harms.
In de andere woning wonen in 1754 en 1764 wed. Jannes Lamberts, in 1784 Jan Willems in een diaconiekamer, in 1794 Jan Roelofs Abeen, in 1798 is hij 46 jaar, gehuwd met 7 kinderen, allen zonder aanslag. In 1807 Hindrik Jans met 2 kinderen.
In 1813 worden bij huisnummer 76 vermeld Jaapkje, wed. Jan Been en Teijs Geerts Dekker.
Daarna worden in 1813 nog de volgende personen vermeld zonder huisnummer, die mogelijk in huis 74 hebben gewoond: Geertje, wed. Hindrik Jetzes en Geertruida, wed. Geert Jans Ensink.
Het Register van Nieuwe Huizen vermeldt in 1742 als eigenaren Albertijn en Margien Conraads, met als meier Hind. Hinderiks en met enig voorbehoud? als eigenaar in 1746 Gerrijd Hinderks.
Het Grondschattingsregister van 1646 geeft zelf aan Gerrit Hendrix weduwe, nu Jacob Jansen Bakker met een waarde van ongeveer een half erf en met haar kinderen 1/4 waardeel met daarnaast nog 2/4 waardeel. In 1654 is de vermelding eveneens Gerrijt Hendrix, nu Jacob Jansen Bakker met een iets lagere waarde, maar wel 3/4 waardeel en dezelfde afmetingen van het huis. In 1630 komt voor Gerrijt Bakker met 1/4 waardeel en een gezin van 7 personen.
In 1672 wordt Conraad Gerrits vermeld met 2 paarden, in 1691-1694 met 3 paarden.
In 1690 treedt Conraad Gerrits op namens zijn echtgenote Roelofje Schuiringe tezamen met andere erfgenamen van olde Jan Luinge, zie 125. Roelofje Schuiringe is vermoedelijk een dochter van Barelt Schuiringe, getrouwd met een dochter van Bareld Luinge.
In 1701 wordt Conraad Gerrits begraven. Zijn weduwe betaalt voor het laken.
Kinderen zijn vermoedelijk Lucas Conraads, Gerrit Conraads, Bareld Conraads, Albertien Conraads en Margien Conraads.
Gerrit Conraads is boekhouder van de diaconie in 1709 en 1711. In 1722 betaalt hij voor het laken over zijn zwager Egbert Tjebbels. Bij de begrafenis van Gerrit Conraads in 1739 betaalt Freek Gelmers voor het laken. Deze is getrouwd met Marchien Barelds, dochter Bareld Conraads.
Bareld Conraads is schoolmeester van Peize en in 1714 getrouwd met Jantje Ebbinge, zie bij 101.
Albertien Conraads trouwt in 1718 met Egbert Tjebbels en woont in 1742 in huis 82. Zij en haar zuster Margien Conraads worden in 1742 genoemd als eigenaressen van dit huis, waar Margien Conraads woont in 1754 en 1764.
Lucas Conraads trouwt in 1711 met Albertien Tjebbels, vermoedelijk evenals Egbert Tjebbels een kind van Tjebbel Jannes, zie 14. Zie bij 73.
Het Haardstedenregister van 1742 vermeldt Albertijn en Margijn Conraats lege huis, zij wonen dan nog in huis 82. In 1754 en 1764 woont Margien Conraads in het huis.
In 1774 wordt in het Haardstedenregister vermeld de keuterie van F. Gelmers. Dit is Frerik Gelmers, de vader van de Ette Bareld Gemers, zie 121 en getrouwd met Marchien Barelds. In 1744 erft hij met zijn zwager Conraad Barelds en Margien Conraads van Albertien Conraads, zuster van Margien Conraads.
In 1784 woont Jannes Reinders, timmerman in het huis. Hij is een zoon van Reinder Jannes (Suurd) en Margien Kristiaans, zie 14 en getrouwd met Albertje Cornelis, dochter van Cornelis Jansen en Annegien Lucas. De laatste is een dochter van Lucas Conraads en Albertien Tjebbels, zie 73 en in dubbel opzicht een tantezegger van Albertien Conraads, die getrouwd was met Egbert Tjebbels. De broer Jannes van Albertien en Egbert Tjebbels is bovendien de grootvader van Jannes Reinders.
Jannes Reinders hertrouwt in 1782 met Jantien Jans. Er zijn dan bezittingen mandelig met schoonvader Cornelis Jansen en zwager Jan Cornelis. Dochter Wibbegien Jan(ne)s uit het eerste huwelijk is in 1807 voor een vierde eigenares van huis 73.
Uit het tweede huwelijk wordt zoon Jan geboren, die in 1785 in Eelde trouwt met Trientien Hindriks, geboren in Dokkum, dochter van Hindrik Jetses van den Berg en Tjemke Tjeerds. Hij neemt in 1812 de naam Eijinga aan en woont dan in huis 74. Zoon Jannes woont later in Anloo en gebruikt soms ook de naam Eisinga.
Het huis komt in 1791 voor bij de bezittingen van de kinderen van Ette B. Gelmers en Jeichien Lunsche, nadat ook de laatste is overleden. Het huis wordt dan omschreven als een behuizing bij het kerkhof met het hofje over de weg en grond achter de behuizing met grondpacht aan het huis te Peize. Het hofje is nog aanwezig op de kadasterkaart van 1832, gelegen tussen de weg en de waterlopen, al is het dan eigendom van buurman Jacob Ates Holt op 78. In de momberrekening over dochter Frederica Gelmers van 1797 zijn er kosten wegens vertimmeringen aan het huis van Tietema.
In 1803 verkoopt G. Gelmers als volmagt van F. Gelmers, weduwe B. Lankhorst te Groningen aan Lucas Jans de behuizing en hof bij de kerk te Peize die wordt bewoond door J.B. Tietema met het hofje aan de weg en die grenst ten oosten aan de diaconiehuizen, ten zuiden aan de Hereweg, ten westen en noorden aan Athe Siabbes en F. Cornelis, voor 850 gld.
In 1807 verkoopt Lukas Jans van Eelde het huis met dezelfde omschrijving en bewoond door weduwe Geert Jongman aan Jakob Ates te Peize. Lukas Jans is blijkbaar Lucas Jans Horst, die dan in Eelde woont, zie 4. Jacob Ates Holt is een zoon van Ate Sjabbes Holt, zie 78.
Van 1794 tot 1804 wordt J.B. Tietema vermeld als koopman. Deze woont in 1807 in huis 82 als winkelier en pakman en in 1813 in huis 75. Johannes Bernardus Tietema is geboren in 1754 in Donkerbroek en trouwt in 1784 in Peize met Hendrikje Stoffers, geboren in 1754 in Roden.
In 1807 woont Hindrik Hindriks, schoolmeester in het huis, dat dan wordt aangemerkt als kosterij. Hij woonde eerder in de eigenlijke kosterij bij de school aan de Kerkstraat, zie 64*. Blijkbaar was de oude kosterij in 1807 niet meer geschikt om te wonen.
Dit is Hindrik Hindriks Hulzebosch, getrouwd met Fennegien Wolters Joling, geboren in Emmen. Hij woont hier ook in 1813. In 1832 is zoon Hendrikus Hulzebosch eigenaar van het huis.
Het Register van Nieuwe Huizen vermeldt in 1745 een huis, in 1646 De Bolde Henne genaamd en eigendom van Derk Heines, zie 67. In 1745 is wed. Roelef Roelefs eigenares. Het huis wordt dan vermeld voor de huizen die eerder eigendom waren van Jonge Johan Land en Barelt Land, zie 80 en 81 en is 3 vakken lang en 17 voet breed.
Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt mogelijk op deze plaats Hendrik Besui, in 1691, 1692 en 1693 resp. als snijder, kleermaker en keuter, in 1695 Hindrik Besui met zijn dochter op een andere plaats, dan hier vermoedelijk Doe Landt.
Doe Land is mogelijk een zoon van Roelof Land en Abeltien Doens, zie 81. Hij trouwt in 1694 in Groningen met Welmoet Hindriks "van Hoon", die na zijn overlijden in 1702 hertrouwt met Jan Derks Twelink van Dorkwerd. Welmoet is vermoedelijk een dochter van Hindrik Eebens en Anne Roelefs wonend aan de Hoornsche Dijk in Groningen. Bij haar tweede huwelijk is zij afkomstig van Eelderwolde met als familienaam Ebbingh.
Het Haardstedenregister van 1742 vermeldt wed. Casper Berents met nering. Kasper Berends trouwt in 1706 in Groningen met Trijntje Rotgers, wed. Isaak
Staats. Kasper Berends en Trijntje Rotgers overlijden resp. in 1738 en 1753 in
Peize.
Kinderen:
Berend Caspers trouwt in 1740 met Grietien Harmens, zie 115.
Aaltien Kaspers trouwt in 1751 in Groningen met Berend Berends van Delden. Zij
is dan afkomstig van Peize. Zij wonen later ook in Peize, zie 74.
Roelfje Caspers trouwt in 1744 met Berend Gerrits (Smit), zie 22.
In 1753 verkopen Jan Gerrits, Jan Roelfs en Jan Stoffers een behuizing aan Jurrijn Eitens en huisvrouw Cornelia Voortmans (naam onduidelijk, moet zijn Brinkman). Het huis grenst ten oosten en zuiden aan Margijn Conraads, zie 77, ten westen aan de weg en ten noorden aan het klooster, zie 79. Jan Roelfs is een zoon van Roelof Roelofs en Meerntien Jansen, de andere twee zijn getrouwd met resp. dochter Jantien Roelfs en Hillechien Roelfs. Meerntien Jansen is overleden in 1749, zie huis 105.
Jurrien Eitens of Eikens, serjant wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1754 en 1764 na Margijn Conraads. In 1745 is in Groningen gedoopt Jan, zoon van Jurjen Haijkens, sergeant en Cornelia Brinkmans. De naam "het klooster" voor het volgende huis komt ook voor in het Haardstedenregister van 1804.
In 1768 verklaren Menne Heijes, meester tingieter uit Groningen en Jurrijn Eithens dat hun overleden schoonvader Jan Brinkman een behuizing met een hof erachter heeft verkocht aan schipper Athe Siabbes en vrouw Trijntje Jacobs. Het huis is gelegen bij de kerk te Peize en grenst ten oosten en zuiden aan F. Gelmers, ten westen aan de Hereweg en ten noorden aan het Klooster. Vervolgens wordt de 40ste penning betaald over 335 gld.
Ate Sjabbes, schipper, wordt vermeld in het Haardstedenregister van Peize van 1774 tot 1794. In 1797 woont Ate Sjabbes met zijn zoons Jacob en Tjabbe in huis 116, waar hij ook daarna woont. Vanaf 1807 woont in dit huis Jacob Ates Holt, koopman, die in 1807 en 1832 ook eigenaar is. Het betreft een betrekkelijk klein huis op een smalle strook grond.
Ate Sjabbes is geboren in 1731 in Harlingen als zoon van Sabbe Jaspers en Grietien Geerts. Hij is getrouwd met Trientien Jacobs.
Dochter Grietien Ates trouwt met Jan Jans
Gortemaker, die in 1793 haar erfenis aangeeft, evenals Ate Sjabbes dat doet voor
zijn kinderen. Jan Jans Gortemaker
was kort daarvoor in Eelde komen wonen en hertrouwt in 1793 met Geertien
Hendriks Schuurman, afkomstig uit Steenbergen. Een andere Jan Jans Gortemaker is
ongeveer even oud en blijft in Peize wonen, zie bij 13.
In 1797 woont mogelijk Berend Antoni in het huis, karspelsoldaat, inmiddels 68 jaar.
Jacob Ates Holt trouwt in 1803 met Grietje Abels Oetzes uit Roderwolde (broers noemen zich Belga) en zal vanaf die tijd in het huis hebben gewoond, hoewel hij in 1804 nog niet wordt vermeld. In 1832 is Jacob Ates Holt ook eigenaar van de boerderij nummer 71.
In 1804 wordt Hindrik Bouwkamp, arm, zonder aanslag, vermeld na J.B. Tietema, die vermoedelijk in huis 77 woont. Het is dan niet duidelijk of Hindrik Bouwkamp in huis 78 woont of dat dat huis op dat moment leeg staat. In 1807 wordt dochter Annigje Bouwkamp vermeld na Jacob Ates en zijn de kinderen van Ate Sjabbes eigenaren van het huis. In 1813 woont Jan Gerrits Alving op nummer 79. Het huis is waarschijnlijk apart genummerd omdat het een andere eigenaar heeft dan het voorgaande en volgende huis. Het lijkt goed mogelijk dat huis 78 en 79 samen een huis hebben gevormd, dat in 1832 in zijn geheel eigendom is van Jacob Ates Holt. Eventueel is het ook mogelijk dat nummer 79 hoort bij huis 80.
In het Haardstedenregister van 1742 worden genoemd weduwe Hindrik Jansen, weduwe Hindrik Engberts, weduwe Klaas Alberts met vrijstelling en weduwe Jan Lucas, ieder in een kamertje, allen onder een dak. Dit is in overeenstemming met de situatie in 1832, waar dit huis tamelijk breed is, terwijl het vorige huis slechts een smalle strook grond inneemt.
Hoewel in dit huis soms bedeelden wonen, is het geen diaconiehuis en steeds in particuliere handen. In 1832 is achter het huis een grote moestuin van 22 are.
Vermoedelijk betreft het het huis van Jonge Johan Land in 1646. Hij wordt in 1630 vermeld met een vol erf en een gezin van 3 personen tussen Derk Heines en Johan Gelmers, resp. huis 68 en 71, terwijl Barelt Ebbinge, huis 69, daartussen geschreven is. In 1646 en 1654 wordt Jonge Johan Land vermeld met een vol erf na Jan Allershof en Steven Ebbinge, resp. huis 86 en 87, maar in de Prisering van Huizen 1645 staat hij nog voor Barelt Land, zie 81. Het Register van Nieuwe Huizen volgt in eerste instantie de volgorde van 1646 en vermeldt als eigenaar in 1646 Jonge Johan Land en in 1742 Ketel en Willinge en het huis als een Vriesche schure. In 1745 wordt het huis vermeld voor huis 81 van Jan Ebbinge met als bewoner Bareld Jansen, meier van Mevrouw Ketels en de Ette Willinge met als omschrijving van het huis: Een Vriesche schure, 29 voet lank, in de uitstubbing 2 kamers 24 voet en 10 voet wijt.
Mogelijke bewoners zijn in 1672 Harmen Lant en Roelof Dries. Zij worden in het Haardstedenregister vermeld voor Roelof Land als resp. keuter en timmerman. Harmen Land is vermoedelijk een zoon van jonge Jan Land. Hij woont in 1683 in Roderwolde en overlijdt daar in 1693. Over zijn erfenis worden verschillende rechtszaken gevoerd. In één van deze rechtszaken is Jan Alberts Land te Peize eiser als erfgenaam van zijn oom Harmen Land.
Het Haardstedenregister vermeldt in 1691-1695 Jan Allers, vermoedelijk identiek met Jan Allers Land, die in 1711 wordt begraven. Hij trouwt in 1683 in Groningen met Roelfien Jans, beiden van Groningen. In 1701 betaalt hij in Peize voor het laken over zijn echtgenote Roeleffien. Ook schenkt hij 50 gld. aan de armenkast vanwege hun testament. Hij hertrouwt in 1705 in Peize met Jeichjen Harms van Kropswolde, tevens afkondiging in Groningen.
In 1732 geven Allert Lant, Jan Sijgers en Hillechien Hendriks te Groningen aan dat zij hun vaste goederen te Peize hebben verkocht voor 2530 gld. Allert Lant geeft dan ook aan dat hij van zijn zuster Trijntjen Lant enig vast goed te Peize heeft geërfd voor 500 gld.
In 1754 worden vermeld Margijn Jans, de kamer ledig en Jan Ensink als stoker, aangeslagen voor 2 paarden. Hij verhuist al spoedig naar huis 107, dat hij in 1754 aankoopt, zie aldaar.
In 1764 wonen vermoedelijk in dit huis Geert Jans, wed. Pieter Wilkes, zie 154, Harm Jans, wever en wed. Jan Hindriks.
Harm Jans wever woont in 1774 en 1784 vermoedelijk in huis 76, zonder aanslag. Hij overlijdt in 1793. In 1765 vermeldt het diaconieboek, ontvangsten voor de armen, inkomsten wegens hop verbouwd bij Harm Jans wever in 't Klooster. Harm Jans Resing, die ook wever is en in 1794 in huis 76 woont, woont in 1784 in huis 46 of in de buurt.
Harm Jans trouwt omstreeks 1760 met Jantien Hindriks.
Kinderen worden Hagenauw genoemd, vermoedelijk omdat zoon Hindrik Harms die naam
overneemt van de stiefvader van zijn vrouw Klazina Kruims, Jan Hagenauw.
Kinderen:
Jan Harms Hagenauw trouwt in 1794 met Jantien Koops, zie 109. Hij is evenals
zijn vader wever en overlijdt in 1811. Bij de naamsaanneming in 1813 wordt de
naam Hagenauw gebruikt.
Hindrik Harms Hagenauw trouwt in 1796 met
Klazina Kruims en woont in 1797 als schipper bij haar stiefvader Jan Hagenouw,
zie 102.
Hinderkien Harms trouwt in 1790 met Hindrik Lammerts, zie 123. Hij woont in 1813
in dit huis als weduwnaar.
Dochter Jantjen Harms Hagenauw trouwt in 1798 met
Leffert Jans Lefferts, zie 39.
Na Harm Jans wordt in 1764 nog vermeld weduwe
Jan Hindriks zonder aanslag. Dit is vermoedelijk Jantien Alberts, weduwe Jan
Hindriks, die rond 1760-1765 een aantal keren voorkomt in het ontvangstenboek
voor de armen. Zij krijgt soms ondersteuning van de diaconie, maar betaalt het geleende bedrag soms ook (deels) terug. Hun kinderen gebruiken na 1813 de naam
Van der Heide.
Zoon Hindrik Jans van der Heide trouwt
omstreeks 1790 met Geertien Klazens, dochter van Klaas Alberts en Margien Jans,
zie 28 en 31 en woont in 1797 en 1804 mogelijk in huis 25.
Zoon Albert Jans van der Heide overlijdt in
1829 in Peize, 69 jaar. Hij trouwt in 1802 met Jantien Jans. In
1803 wordt gedoopt Jan, zoon van Albert Jans en Jantien Jans. Albert Jans woont
in 1804 mogelijk in dit huis, met de omschrijving "Het Clooster". In 1813 komt Albert Jans van der Heide niet
voor.
In 1774 worden vermeld Geertje Stevens in een kamertje, Stijntje Willems in een kamertje zonder aanslag, Jan Willems als keuter en Harm Bijmholt in een kamertje.
In 1784 verkopen A.C. Ketel, weduwe van H.J. Wolthers van Vries en haar kinderen een behuizing, het Clooster genaamd, aan de Heer P. Gasinjet (zie 152). De akte wordt ingeschreven in 1787. Het huis grenst ten oosten aan de Diaconie van Peize, ten zuiden aan het Huis te Peize, die de grondpacht heeft met als eigenaar Athe Siabbes, ten westen de weg en ten noorden Bartelt Ebbinge.
Het Haardstedenregister van 1784 vermeldt wed. Jacob Buirema, soldatenweduwe zonder aanslag en Hindrik Christiaans, wever, aangeslagen voor 2 paarden. De laatste woont hier ook in 1794 en 1798, zie hieronder.
In 1794 worden naast Hindrik Christiaans vermeld wed. Berend Huizing zonder aanslag en Jan Ottens, smid, aangeslagen voor 2 paarden, zie bij 112.
Bij de Gewapende Burgermacht worden in 1798 vermeld Hindrik Christiaans, 57 jaar, wever, gehuwd met 4 kinderen, Geert Jans, 40 jaar, arbeider, gehuwd met 3 kinderen en Hindrik Meijer, 38 jaar, timmerman, gehuwd.
Hindrik Christiaans trouwt in 1760 met
Bareltien Arends Talens, dochter van Arend Talens en Geessien Talens. Hun
kinderen komen voor onder de naam Berghuis of Barkhuis. Er is echter geen
relatie aan te wijzen met families in Roden en Vries met deze naam.
Kinderen:
Gezien Hindriks Barkhuis trouwt in 1783 met Michiel van Lingen Wekema, geboren
in Groningen, zie 115. Hun kinderen worden gedoopt in Groningen met aantekening
in het doopboek van Peize.
Annegien Hindriks Barkhuis trouwt in 1786 met Jan Gerrits Eleveld en in 1806 met
Jan Fridsigers, zie 114.
Geertruid Hindriks Barkhuis trouwt in 1790 met Geert Jans Ensing, geboren in
Eelde. Zij wonen in 1798 eveneens in dit huis en in 1804 en 1807 in huis 114.
In 1804 wordt de naam Het Clooster geplaatst boven de naam van Albert Jans, keuter. Het lijkt dan wel duidelijk dat hij en Jan Jans, ook keuter, in dit huis wonen en de daarna genoemde Allert Jans met 2 paarden in huis 81 woont. Albert Jans is mogelijk Albert Jans van der Heide. Zijn moeder woont in 1764 in dit huis.
In 1807 is het huis eigendom van wed. Freerk Kornelis (Zuideveld), zie 85. De huisnummering van dat moment onderscheidt de huizen 80a, 80b, 81a en 81b met als bewoners Roelof Luigies, arbeider met 1 kind, Wolter Jans met 1 kind, Frerik Engberts, wever met 4 kinderen en Janna Meints, weduwe, arbeidster.
Roelof Luigies Kregel woont in 1813 in huis 122, zie aldaar.
Wolter Jansen is geboren in Eelde. Hij trouwt in 1805 in Peize met Antje Berends Antonie, dochter van de karspelsoldaat Berend Anthoni, die in 1798 in dit huis woont of in het voorgaande huis. Antje, weduwe Wolter Jans woont in 1813 in huis 77. Wolter Jansen en zijn kinderen worden soms ook Eleveld genoemd. De kinderen Jeigien en Berend erven in 1829 van de zuster van Wolter Jansen, Annechien Jansen, getrouwd met Hans Hindriks Eleveld.
Frerik Engberts woont daarvoor in huis 45, zie aldaar.
Janna Meints woont ook in 1798 al in dit of het vorige huis, namelijk in hetzelfde huuis als Berend Anthoni. Zij is weduwe van Jan Geerts, zie 17.
In 1813 wonen in huis 80 Hindrik Lammers, Grietje Bouwkamp, Willemtje, weduwe van Jan Ebbinge en Frerik Engberts. Willemtje is vermoedelijk Willemtien Barelds Dekker, weduwe van Jannes Doewes Ebbinge, zie 21. Zij hertrouwt in 1815 met Hindrik Lammers, sinds 1797 weduwnaar van Hinderkien Harms, dochter van Harm Jans, die hier in woonde in 1764.
Het huis is gelegen tegenover de kerk aan de noordzijde van de Hoofdstraat met via het erf de afwateringssloot van de es, die voor het huis uitkomt op het water dat vervolgens noordwaarts gaat tussen de boerderijen in het Noordeinde.
In 1630 wordt Bartolt Lant vermeld met zijn "vrouwen moeder" en een gezin van 5 personen. Bij het huis is een half waardeel. De bezittingen hebben de waarde van ruim een vol erf. In 1646 wordt Barelt Lant vermeld met eveneens een half waardeel, maar de gegevens van het huis zijn doorgestreept en vervangen door de gegevens van het huis van Barelt Lant en van het huis van Hemmerik Roelofs (zie 82). In 1654 blijken Barelt Lant en Hemmerik Roelofs elk anderhalf vierendeel en 3 spint waardeel te hebben en Barelt Lant daarnaast nog 1/5 van 1 1/4 waardeel uit de erfenis van zijn vader Jacob Lant, zie 134.
Barteld en Bareld Land zijn beiden zoons van Jacob Land, zie 134. Daarnaast is er in 1653 nog een broer Ebbinck Land, die chirurgijn is in Groningen, twee broers die al zijn overleden en twee zusters, waarvan de echtgenoten Wolter Jansen en Henrick Roelofs dan procederen over de erfenis van Jacob Land en zijn vrouw. Henrick Roelofs is mogelijk een verschrijving van Hemrick Roelofs. Barteld Land woont in 1654 in het ouderlijk huis, zie 134.
In 1656 wordt Martjen Roelofs, weduwe van Bareld Land aangeklaagd omdat zij geen hop heeft geleverd zoals beloofd. Een zoon is vermoedelijk Roelof Land, die in het Haardstedenregister van 1672 wordt vermeld met 2 paarden. Een dochter is mogelijk getrouwd met Jan Heines, zie 68. Jan Heines is later hoofdmomber over de kinderen van Roelof Land en zijn weduwe erft in 1712 met Luitien Land van Roelof Hemmeriks.
Roelof Land is vermoedelijk getrouwd met Abeltien Doens. In 1665 wordt in Groningen hun zoon Bareld gedoopt. Nog een zoon is vermoedelijk Doe Land, die in 1694 in Groningen trouwt met Welmoet Hindriks van Den Hoorn. Hij woont in 1695 in huis 78, zie aldaar. In 1676 vragen Jan Heinens, Arent Doens, Albert Pieters, Reijner Doens als mombers over de kinderen van Roelof Landt te Peize toestemming om enige goederen te verkopen. Roelof Land is dan vermoedelijk al hertrouwd met Wemeltien Ebbinge, weduwe van Reinder Wolters, zie 141. In 1685 is er een rechtszaak tegen Wemeltien Ebbinge, weduwe Roelof Land wegens een obligatie en geleverd bier. In 1691-1695 komt zij als weduwe Reinder Wolters voor in het haardstedenregister, vermoedelijk wonend in huis 141.
In 1690 worden de goederen van Roelof Land vermoedelijk publiek verkocht. De schulte keert dan aan de armenkas van Peize 166 gld. uit wegens een lening van 10 januari 1646 met 41 gld. rente en daarnaast nog eens 25 gld.
Bartolt Ebbinge wordt in 1691-1695 vermeld met 2 paarden ongeveer op deze plaats. Bij de begrafenis van Bartelt Ebbinge in 1723 betaalt zoon Jan voor het laken, bij de begrafenis van zijn weduwe Hillechien Willems in 1735 betaalt zoon Steven voor het laken.
Bartelt Ebbinge is vermoedelijk een zoon van Steven Ebbinge en Lummichjen Wolters, zie 87. In 1698 behoort hij tot de aangeklaagden wegens de erfenis van Wolter Ebbinge. In 1699 is hij namens zijn vrouw Hillechien Willems eiser in een rechtszaak tegen haar vader Willem Willems. Hierbij wordt als overleden schoonmoeder genoemd Grietien Lunsche.
Kinderen:
Steven Ebbinge trouwt in 1708 met Jantien Ebbinge, dochter van Hindrik Ebbinge
en Roelofje Hiddinge, zie 129, waar zij ook gaan wonen..
Jan Ebbinge zie hieronder.
Trijntien Ebbinge trouwt in 1727 met Bartelt Bavinge, zie 134. In 1757 worden
zoons en schoonzoons van Steven en Jan Ebbinge genoemd als haar erfgenamen.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen woont Jan Ebbinge in 1742 in een huis dat in 1646 eigendom was van Bareld Land.
Het Haardstedenregister vermeldt Jan Ebbinge in 1742 en 1754 met 3 paarden, van 1764-1794 Barteld Ebbinge, in 1798 Barteld Ebbinge als oudboer, 70 jaar, gehuwd en Derk Christiaans als boer, 53 jaar, gehuwd met 1 kind.
Jan Ebbinge trouwt in 1727 met Jeigien Luinge, weduwe van Lucas Peling en dochter van Jan Luinge en Jacobje Baving.
Jan Ebbinge en Jeigien Luinge hebben behalve een zoon Barteld nog een dochter Hillina Ebbinge, die in 1755 trouwt met Roelof Luinge Noord. In 1788 na het overlijden van Roelof Luinge, weduwnaar van Hillina Ebbinge worden mombers aangesteld over hun minderjarige kinderen, waarbij Barteld Ebbinge hoofdmomber is. Bij de inventaris worden verschillende mandelige goederen genoemd.
Bartelt Ebbinge trouwt in 1757 met Albertien Schuiringe, dochter van Barteld Schuiringe Prijs en Jeigien Swiers, zie 88. Het echtpaar blijft kinderloos. Beiden worden in 1803 op dezelfde dag begraven.
In 1804 wordt Albert of Allert Jans vermeld met 2 paarden, in 1807 is bewoner Johannes Bernardus Tietema, winkelier en pakdrager, daarvoor wonend in huis 77, zie aldaar. Eigenaar is dan Reinder Luinge, de oudste zoon van Roelof Luinge Noord en Hillina Ebbinge, die ook eigenaar is in 1832.
In 1813 wonen Jan Harm Kruims en Roelf Jans Been in het huis.
Jan Harm Kruims is een zoon van Jan Kruims en Geessien Reinders Suurd en is in 1832 eigenaar van huis 27. Hij trouwt in 1812 met Geertruid Alderts.
Roelf Jans Been is een zoon van Jan Roelfs Been en Jaapkien Hindriks Vijfschaft. Hij trouwt begin 1813 met Aaltien Tjammes van Hoorn, weduwe van Wicher Eitens, zie 49.
Bij de Grondschatting 1646 wordt van Hemmerick Roelofs alleen het huis vermeld, samen met de bezittingen van Barelt Land, zie 81. In 1654 wordt Hemmerick Roelofs apart vermeld met de vermelding dat de mandelige goederen met Bareld Land gescheiden zijn. Hij heeft ongeveer 3/8 waardeel. Bij het huis is een aparte kamer en een schuur met een nieuw hooivak, waarvan de grondschatting eerder op naam stond van Bareld Land. Wat de situatie was in 1630 is niet duidelijk.
Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt Hemrick Roelofs met 3 paarden. In 1691 wordt weduwe Hemrick Roelofs vermeld met 3 paarden na de bewoners van huis 81, Bartolt Ebbinge en 87, Steven Ebbinge, in 1692-1695 Roelof Hemricks.
Hemrick Roelofs is vermoedelijk getrouwd met een zuster van Bareld Land, dochter van Jacob Land, zie 81 en 134.
Zoon Roelof Hemmeriks is getrouwd met Aaltien Schuiringe, dochter van Barelt Schuiringe en NN Luinge, dochter van Bareld Luinge. Na het overlijden van Roelof Hemmeriks in 1712 erven Luitien Land en de weduwe van Jan Heines, zie 134 en 68. Na het overlijden van Aaltien Schuiringe in 1719 wordt de erfenis aangegeven door Roelof Schuiringe en Doede Bavinge. Eerder in 1690 was er al een proces over het testament van Jan Luinge de olde, waarbij o.a. Aaltien Schuiringe, echtgenote van Roelof Hindricks wordt genoemd. Dat moet mogelijk zijn Roelof Hemricks.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 wordt het huis dat in 1646 eigendom is van Hemmerik Roelefs in 1742 bewoond door Albertien en Margien Conraads, Jannes Remmels en Lambert Eleveld. De laatste heeft een maalderij. In 1745 zijn Margien Conraads en Lambert Eleveld eigenaren. Het Haardstedenregister van 1742 vermeldt weduwe Egbert Tjebbels (Albertien Conraads), de soldaatswoning voor de karspelsoldaat en Lambert Eleveld, gortemaker en nering.
In 1807 bezit Popke Martinus deze drie woningen, hoewel er in de momberinventaris bij het hertrouwen van zijn zoon Roelof Popkes Mulder in hetzelfde jaar sprake is van twee woningen, waarvan hij en zijn kinderen 1/6 deel bezitten. Vermoedelijk is het tweede grotere huis onderverdeeld in twee aparte woningen. In 1813 lijken alle woningen hetzelfde nummer 82 te hebben. Voor de duidelijkheid verdelen we de woningen in een nummer 82-1 en 82-2.
Albertien Conraads is in 1718 getrouwd met Egbert Tjebbels, een zoon van Tjebbel Jannes, zie 14. Hij overlijdt in 1722. Albertien en Margien Conraads zijn dochters van Conraad Gerrits, zie 77. Margien woont later in huis 77, dat in 1742 ook eigendom is van Albertien en Margien Conraads. Albertien Conraads overlijdt in 1744. Erfgenamen zijn Margien Conraads, Margien Barelds, getrouwd met Frerik Gelmers en Conraad Barelds.
In 1754 wordt Berend Berends vermeld met
nering. Mogelijk is dit Berend van Delden, die in 1764 woont in huis 70 en later
in huis 74.
Kinderen:
Kasper Berends van Delden trouwt in 1791 in Tolbert met Lutgertje Hendriks
Cazemier. Bij overlijden in 1833 woont hij bij zijn schoonzoon in Norg.
Harm Berends trouwt in 1809 in Roden met Aaltien Jans en is schoenmaker in
Foxwolde.
Trijntien Berends trouwt in 1788 met Gerrit Berends Smit,
zie 22.
In 1764 wordt Popke Martinus vermeld met nering. Hij is een zoon van de molenaar Martinus Engberts en Grietje Popken en is vanaf 1774 zelf ook molenaar, zie verder bij 91. Popke Martinus trouwt in 1759 in Assen met Hillegien Wolters en koopt in 1791 een huis bij de kerk, vermoedelijk dit huis. In 1793 koopt hij het westelijke huis, zie hieronder. In 1807 zijn hij en zijn kinderen eigenaren van beide huizen.
In 1774 wordt Geert Everts vermeld met nering, in 1784 Berend Ensink ook met nering, zie verder bij 75.
Roelof Luinge is in 1794 en 1797 koopman. Hij is een zoon van Jan Luinge en Annegien Wolters, zie 104 en trouwt in 1786 met zijn nicht Marchien Popkes, dochter van Popke Martinus en Hillechien Wolters en hertrouwt in 1801 met Annechien Abels Ebels uit Bunne, weduwe van Albert Alderts Buiringe, zie verder bij 104.
In 1804 wordt Klaas Kruims vermeld als koopman, in 1807 als winkelier. Hij woont ook in het huis in 1813, waar dan ook Joost Wessels woont.
Klaas Kruims is een zoon van de schipper Jan Kruims en Geessien Reinders Suurd, wonend aan de Schipdijk, zie 103. In 1797 is Klaas Kruims 20 jaar, wonend bij zijn ouders. Hij trouwt in 1802 met Annegien Hindriks en in 1810 met zijn buurvrouw Gesien Wessels, weduwe van Jan Jans Huibers, zie 82-2.
In 1832 is Klaas Kruims winkelier en eigenaar van huis 83. Bij overlijden in 1856 is hij landbouwer.
Zoals bij het vorige huis vermeld is Lambert Eleveld in 1742 eigenaar en bewoner en is hij gortemaker. Hij wordt in 1754 vermeld met 2 paarden en als grutter, aanslag voor 3 paarden. In 1764 wordt weduwe Gerrit Eleveld vermeld als keuter.
Lambert Eleveld is vermoedelijk geboren in Eext als zoon van Roelof Lamberts Eleveld en Harmtien Berends. Hij trouwt in 1717 met Jesina Gerrits, dochter van Gerrit Roelofs en Jeichien Ebbinge, zie 1. Uit de Etstoelverslagen blijkt dat hij in 1749 grasvellig is, d.w.z. niet in staat zijn schulden te betalen. Dat blijkt al zo te zijn in 1744 wanneer hij Grietien Lunsche aanklaagt vanwege een schuld van 200 gld. In 1748 verklaren Lambert Elevelt en G. Gerrits met hun vier kinderen Gerrit, Roelof, Harmtijn en Frerik Elevelt 200 gld. schuldig te zijn aan Jan Buiringe en zijn huisvrouw. In 1749 overlijdt Jesina, in 1761 Lambert.
Kinderen:
Gerrit Eleveld trouwt in 1751 met Avien Jans, geboren in
Zuidlaren.
Hij is blijkbaar al voor 1764 overleden omdat dan zijn weduwe wordt vermeld.
Avien hertrouwt in 1769 met Hindrik Jans Timmer. In de voogdijrekening over zoon
Jan Gerrits Eleveld in 1776 is een post opgenomen voor
leergeld omdat Jan het schoenmakersvak zal leren. Zie verder bij huis 114 waar
Hindrik Jans en later Jan Eleveld woont.
Roelof Eleveld trouwt in 1751 in Hoogkerk met Jantje Jacobs van de Drentsche Laan (Peizerweg in Groningen). In 1753 wordt in Zuidlaren dochter Jesine gedoopt. In 1760 wordt hij aangenomen als lidmaat in Siddeburen, waar hij dan schoolmeester is. Daar wordt hem in 1767 de toegang tot het avondmaal ontzegd omdat hij rogge zou hebben weggenomen uit een schuur. In 1782 vertrekt hij naar Nieuwe Pekela.
Harmtien Eleveld trouwt in 1758 met Doe Ebbinge, zie 21.
Frerik Eleveld trouwt in 1756 met Imke Peters Bavink, geboren in Wagenborgen en wonen in Siddeburen.
In 1771 koopt Bareld Barelds voor 600 gld. een huis van Hendrik Jans timmerman, dus de stiefvader van Jan Gerrits Eleveld (aangifte 40ste penning).
In 1774 en 1784 woont Bareld Barelds in het huis als bakker. Hij is vermoedelijk een zoon van Conraad Barelds en Jantje Ebbinge en woont vanaf 1794 in huis 19, zie aldaar. Zijn kinderen nemen de naam Bakker aan.
In 1793 verkopen Bareld Barelds en huisvrouw Swaantje Roelfs het huis aan de molenaar Popke Martinus en vrouw Hillegien Roelfs Wolthers voor 1000 gld. Het huis grenst ten oosten aan de aankoper, ten zuiden en westen aan Pastoriegrond en ten noorden aan de Brink. Erbij hoort een driekantig hofje op de Peizerbrink, graven op het kerkhof in Wolter Luingeslag en gerechtigheid op veen in Hiddingeslag mandelig met Hindrik Alberts.
In 1794 en 1797 woont Frerik Hindriks in het huis als bakker. Ook hij neemt later de naam Bakker aan evenals zijn broers Albert en Jan. Hij is een zoon van Hindrik Alberts Bakker en Albertien Jans Freriks, zie 68. Hij volgt in 1804 zijn vader op, die ondertussen in huis 86 is gaan wonen, zie verder bij 86.
In 1804 woont Jan Huiberts in het huis als bakker, in 1807 als roggenbroodbakker, in 1813 zijn weduwe Geesje.
Dit is Jan Jans Huiberts, zoon van Jan Huiberts en Catharina Emmen, zie 86 en kleinzoon van Jan Harm Huiberts en Fennegien Joosten, zie 46. Hij is in 1807 hoofdmomber over de kinderen van zijn halfzuster Froukje Harms, getrouwd met Roelof Popkes Mulder, zoon van de eigenaar Popke Martinus.
Jan Jans Huiberts trouwt in 1800 met Gesien Jans Wessels, dochter van Jan Wessels en Gesien Louwes in Roden. Hij overlijdt in 1809. Gesien hertrouwt in 1810 met haar buurman Klaas Kruims, zie 82-1.
In 1832 is het huis eigendom van Jan Luinge, bakker, zoon van Roelof Luinge en Marchien Popkes Mulder, zie ook bij het eerste huis.
De derde woning in deze rij huizen is waarschijnlijk niet altijd afzonderlijk bewoond geweest. In 1742 wordt Jannes Remmels vermeld, waarschijnlijk de karspelsoldaat uit het Haardstedenregister. In 1754 wordt Roelof Remmels vermeld, mogelijk een zoon.
Van 1784 tot 1797 wordt na Bareld Barelds en Frerik Hendriks direct Kemp Meinders vermeld, die waarschijnlijk steeds in huis 83 woont en is er dus geen derde bewoner.
Echter in 1804 wordt voor Kemp Meinders weduwe Jan Buirma vermeld, in 1807 als renteniersche wonend in een huis van Popke Martinus, zie ook bij 8. Dit is Grietje Wolters, zuster van o.a. Hillechien Wolters, de echtgenote van de eigenaar Popke Martinus. Grietje overlijdt in 1808 en de erfenis gaat naar haar broers en naar haar vele neven en nichten (tantezeggers).
In 1813 woont bovendien in het huis Roelf IJtjes Eikema, afkomstig uit Roden en in 1811 getrouwd met Marchien Jans Meulman. Hij wordt in Eelde bakker en is ook nog korte tijd molenaar.
Mogelijk heeft hier in de periode 1691-1695 Barelt Hindricks, schipper gewoond.
In 1742 koopt Grietien Schuiringe, vrouw van Wolter Luinge voor 110 gld. van de mombaren over de kinderen van wijlen Jacob Everts en Jantien Henderiks te Peize hun ouderlijk huis, gelegen aan de brink op pastoriegrond.
Jantien, weduwe van Jacob Everts wordt nog vermeld in het Register van Nieuwe Huizen 1742. In het Haardstedenregister van 1742 wordt vermeld Wolter Luinge vrouw.
Jacob Everts is mogelijk een zoon van Evert
Jacobs (Land), zie 15. Hij trouwt in 1717 met Jantien Hendriks en overlijdt in
1725.
Kinderen:
Evert Jacobs trouwt in 1753 met Zwaantje Jans, dochter van Jan Koops en Marchien
Barelds, zie 109. Zij wonen eerst in huis 105 en vanaf 1764 in huis 109. Hun
kinderen nemen later de familienaam Everts aan.
Hinderkien Jacobs trouwt in 1746 met Frerik Baving, zoon van Doe Bavinge en
Marchien Schuiringe, zie 142.
Aaltje Jacobs trouwt omstreeks 1740 met Jan Schuilinge.
Wolter Luinge is eerder schoolmeester van
Peize, maar vertrekt in 1735 naar Amsterdam, vrouw en kinderen achterlatend, met
het voornemen niet terug te komen.
Wolter Luinge is een zoon van Roelof Luinge Noord en Jantien Busch, zie 141 en in 1726 getrouwd met Grietien Schuiringe, dochter van Barelt Schuiringe en Roelefje Hindriks.
Er is een zoon Roelof, lijdend aan de vallende ziekte en dochters Oegien, Roelfien en Jantien, respectievelijk getrouwd met Jan Pieters, zie 154, Barelt Roelfs, zie 134 en Sacharias Wigbolts (Hazenberg), de laatste wonend in Grootegast.
In 1759 verkoopt Barelt Roelfs namens zijn vrouw Jantien Luinge een huisje bij de Brink aan Barelt Hindriks. Het huis grenst ten oosten aan G. Eleveld, ten zuiden aan het hoppeland van de pastorie en ten westen aan Juffrouw Willinge.
Barelt Hindriks is koopman en getrouwd met Lammegien Willems. In een aantal schuldbekentenissen rond 1760 wordt zij soms ook Lammegien Braels genoemd. Als gevolg van de schuldbekentenis aan koopman Barent Meijer uit Groningen worden zij in 1760 gedwongen diverse tilbare goederen aan hem te verkopen, waarmee een obligatie van 325 gld gedeeltelijk wordt afgelost.
In 1772 verkoopt Mevrouw van Peize, douariere de Coninck een huis te Peize aan Cempe Meinders, dat eerder eigendom was van Barelt Hindriks, maar door een executoriale verkoping in 1770 in haar bezit gekomen. Het huis staat op pastoriegrond en grenst ten oosten aan Barelt Barelts (Bakker), Popke Martinus en het kerkhof, ten zuiden aan H. Huiberts, ten westen aan de heer D. Hemsink en ten noorden aan de Brink.
Cemp of Kemp Meinders wordt vermeld als schoenmaker met nering in het Haardstedenregister van 1774 en 1784, in 1794 als koopman. In 1797 is hij 67 jaar, schoenmaker en gehuwd met inwonend Jan Harm Claasen, 41 jaar, ook schoenmaker en gehuwd met 4 kinderen, in 1804 wordt weduwe Cemp Meinders vermeld en in 1807 Jan Harm Klazens, schoenmaker met 6 inwonende kinderen, tevens eigenaar, in 1813 Lookje, weduwe van Jan Harm Kruims. In 1832 is het huis eigendom van Klaas Kruims, winkelier, vermoedelijk de zoon van broer Jan Kruims.
Kemp Meinders is geboren in 1733 in Zeerijp, Groningen. Zijn ouders Meindert Kempis en Loeke Pieters zijn vrij spoedig daarna verhuisd naar de stad Groningen. Hij trouwt in 1766 met Zwaantien Geerts. Hun vermoedelijk enige kind Lookien Kemps trouwt omstreeks 1785 met Jan Harm Kruims, zoon van Klaas Kruims en Hindrikje Jans Huberts. Jan Harm Kruims overlijdt in 1807. Bij overlijden van Lookien Kemps in 1817 blijkt zij in huis nr. 11 te wonen.
Er zijn 6 zoons en een dochter, waarvan de oudste twee, Kemp en Klaas resp. in 1809 en 1807 overlijden. Na hen wordt tweemaal een zoon Geert gedoopt. De jongste vier kinderen wonen later in Roden.
Zoon Geert Jans Kruims trouwt in 1830 in
Roden met Grietien Cornelis Hofsteenge, dochter van Kornelis Jans Kruims en
Marrechien Klaassen Hofsteenge. Deze Kornelis Jans Kruims heeft vermoedelijk de
familienaam Kruims aangenomen van zijn tweede echtgenote Annechien Willems
Kruims. Daarentegen gebruiken zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk de
familienaam van hun moeder.
Geert Jans Kruims hertrouwt in 1844 ook in
Roden met Hanna Jans Koers, geboren in Noordlaren.
Zoon Hindrik Jans Kruims trouwt in 1824 in Roden met Antien Swiers Kuiper.
Zoon Meindert Jans Kruims overlijdt in 1832 in Roden, ongehuwd.
Dochter Zwaantje Jans Kruims trouwt in 1828 in Roden met Wolter Harms Buiter, geboren in Donderen. Zij wonen later in Langelo.
Zoals hiervoor vermeld is neef Klaas Kruims in 1832 eigenaar van het huis. Hij woont in 1813 en in 1825 in het naburige huis 82.
In Huizen van Stand, Meppel 1989, wordt het Huis te Peize uitgebreid behandeld. Eerder in 1979 heeft F. Keverling Buisman een artikel geschreven over het huis in de Nieuwe Drentse Volksalmanak. Zie ook Groninger Archieven, Familie Lewe. Aangenomen wordt, dat het huis tussen 1511 en 1529 is gebouwd door Wigbolt Lewe en zijn eerste vrouw Wobbe ten Grave, omdat Wigbolt Lewe in 1511 nog op Ter Hansouwe woont (zie huis 1) en hij in 1529 bij zijn tweede huwelijk met Timen de Zuere het Huis te Peize overdraagt aan zijn zoon Joost Lewe, waarbij het Ter Hansouwe wordt uitgezonderd. Wigbolt Lewe is afkomstig uit een adellijk Gronings geslacht. Hij is in de periode 1512-1532 Ette voor het Noordenveld. Ook zijn opvolgers zijn vaak Ette of Gedeputeerde.
Joost Lewe is Ette in de periode 1548-1559 en trouwt in 1538 in Zandeweer met Elisabeth Addinga. In 1590 wordt zijn erfenis verdeeld, waarbij dochter Oede Lewe Ter Hansouwe verkrijgt en zoon Wigbolt Lewe het huis te Peize.
Hoewel reeds eerder sprake is van de Ridderschap en Eigenerfden van Drenthe, wordt in 1603 formeel vastgelegd, dat zij ieder een afzonderlijke stand zullen vormen, waarbij de Ridderschap één stem, en de Eigenerfden twee stemmen hebben in de statenvergadering. Wigbolt Lewe van Peize behoort dan tot de leden van de Ridderschap. Leden van de Ridderschap moeten aan een aantal eisen voldoen, die in de volgende jaren nader worden bepaald, waaronder een adellijke havezate bezitten en deze bewonen. In 1646 wordt een vaste lijst van havezaten opgesteld. Hiertoe behoort ook het huis te Peize. Tot 1770 is er meestal een bewoner van het huis verschreven in de Ridderschap, behalve een korte periode na 1734, wanneer Justus Zeino Abel de Coninck zich evenals daarvoor zijn vader laat inschrijven namens Mensinga te Roderwolde om daarmee het huis te Peize beschikbaar te houden voor zijn zoon.
Wigbolt Lewe is getrouwd met Wennechien Sickinghe. Hun enige dochter Margeretha erft in 1604 het huis. Zij is in 1601 getrouwd met Adolf Ripperda. Adolf Ripperda is Ette voor het Noordenveld tussen 1611 en 1623 en Gedeputeerde van 1620-1622. Van 1622 tot 1625 vergadert de Etstoel op het huis te Peize, hoewel Adolf al in 1623 is overleden.
In 1632 wordt zoon Wigbolt Ripperda toegelaten tot de Landdag, op voorwaarde dat hij het huis zou bewonen. In 1734 koopt hij zijn broers en zusters af voor een bedrag van 30.000 gld. Vlak voor zijn overlijden in 1647 of 1648 trouwt hij met de moeder van zijn dochter Margaretha, Catharina Beckers. Margaretha Ripperda trouwt in 1652 met Bartolomeus de Coninck, afkomstig uit een Utrechts adellijk geslacht. Jr. Bartholomeus de Coninck wordt toegelaten tot de Ridderschap van Drenthe in 1652 vanwege het Huis te Peize. Hij is Ette van 1664-1679 en Gedeputeerde in de periode 1667-1678 en overlijdt in 1679.
Zoon Alexander de Coninck wordt vervolgend toegelaten tot de Ridderschap en is Ette van 1679 tot 1684, maar omdat hij in 1685 trouwt met de niet-adellijke Jantien Boelens, wordt hij door zijn familie gedwongen afstand te doen van het Huis te Peize en van zijn lidmaatschap van de Ridderschap. Zijn broer Justus de Coninck treedt vervolgens in zijn plaats.
Justus de Coninck trouwt rond 1695 met Abelina van den Clooster, geboren te Meppel. Rond 1712 maakt Herman Collenius een schilderij van de oudste drie kinderen met op de achtergrond vermoedelijk een afbeelding van het huis. In 1720 koopt Justus de Coninck de havezate Mensinge te Roden en verzoekt namens deze havezate in de Ridderschap te worden ingeschreven. Zijn zoon Justus Zeino Abel verzoekt dan om namens het Huize te Peize te worden ingeschreven. Dit wordt toegestaan, hoewel er nogal wat protesten zijn tegen deze gang van zaken. In 1721 verlegt Justus de Coninck het recht van havezate van Mensinge naar een huis in Roderwolde, dat geërfd was door zijn echtgenote Abelina van den Clooster en dat vervolgens wordt aangeduid als Mensinga. Justus overlijdt in 1724, Abelina gaat in Roderwolde wonen en overlijdt daar in 1743.
Dochter Justina de Coninck trouwt in 1731 met Antonius Clant, predikant te Roderwolde. Het huwelijk is eerst geannuleerd door de Etstoel op verzoek van (haar broer) Gedeputeerde de Coninck, maar blijkt later toch te zijn doorgegaan, want in 1733 wordt in Roderwolde een dochter gedoopt. In 1734 klaagt Gedeputeerde de Coninck Antonius Clant aan wegens de erfenis van zijn ondertussen overleden huisvrouw.
Zoon Justus Zeino Abel de Coninck trouwt in 1718 met Barbara Elisabeth von Schratenbach, geboren in Holwerd, Friesland. De ouste twee kinderen zijn vermoedelijk gedoopt in Peize, de jongere kinderen, die allen voor 1750 overlijden, zijn gedoopt in Roderwolde. Hij is in 1725 al Gedeputeerde en wordt dan ook Ette namens Rolde, hoewel hij daar niet woont. In 1734 laat hij zich i.p.v. namens het Huis te Peize namens Mensinga te Roderwolde inschrijven in de Ridderschap. Zijn moeder heeft dan dat huis formeel overgedragen, maar bedingt wel dat zij er mag blijven wonen. In 1736 is er een conflict met de kerkeraad en andere geïnteresseerden wegens zitplaatsen in de kerk van Peize. Barbara overlijdt in 1739 en wordt in de kerk van Peize bijgezet. Justus Zeino Abel de Coninck overlijdt in 1742. In juni 1742 wordt hij wegens overlijden als Ette vervangen en in juni 1743 worden door de Etstoel mombers aangesteld over hun kinderen. In het Haardstedenregister 1742 wordt bij de havezate vermeld: "de Hoogwelgeb. Heer Conings erfgenamen", in het Register van Nieuwe Huizen 1742: "de Heer van Peise". Hierin komt ook voor "Douariere de Coninck", terwijl deze naam in 1745 luidt "Mevrouw van Mensinga Erven", dus Abelina van den Clooster.
Van de kinderen zijn in 1750 alleen zoon Justus Barthomeus de Coninck en dochter Lucia Helena de Coninck in leven. Lucia Helena de Coninck trouwt omstreeks 1745 met Hieronimus Wolter Kijmmell uit een bekend Drents regentengeslacht. Kapitein H.W. Kijmmell voert namens zijn echtgenote een aantal processen over de erfenis van hun ouders en twee broers en de grootmoeder Douariere de Coninck, Vrouw van Mensinga alsmede van goederen die van moederszijde zijn geërfd.
Justus Bartholomeus de Coninck, jonkheer thoe Peijse en Mensinga, trouwt in 1748 in Metslawier met Theodarda Sufrida van Unia, geboren in Holwerd. Hij is op dat moment kapitein in Dokkum. In 1756 is hij Gedeputeerde en wordt daarnaast ook Ette voor het dingspil Beilen i.p.v. wijlen Hendrik Alting. Justus Bartholomeus de Coninck overlijdt in 1771, zijn echtgenote in 1795. Het echtpaar blijft kinderloos en de goederen vererven op de vier kinderen van Lucia Helena de Coninck.
In december 1796 koopt Jan Louis Trip te Wageningen het Huis te Peize. Bij de overdracht in 1797 wordt hij vertegenwoordigd door zijn broer Adriaan Joseph Trip te Groningen, die omstreeks dezelfde tijd Noordwijk in Paterswolde koopt. Volgens Huizen van Stand verkoopt Jan Louis Trip eind 1797 het huis (en vermoedelijk daarbij huis 111 en mogelijk nog meer) aan Graaf Ernst Otto van Limburg Stirum voor 10500 gld. (OSA 1786).
In 1798 wordt als bewoner de graaf van Stirum vermeld, 45 jaar, gehuwd met 3 kinderen. Otto Ernst Gelder, graaf van Limburg Stirum, is geboren in 1752 in Hoogeveen als zoon van Albert Dominicus van Limburg Stirum en in 1792 in Bierum getrouwd met Maria Albertina van Maneil. Zijn vader is een broer van de echtgenote van Jan Louis Trip, Anna Wilhelmina van Limburg Stirum.
Het gezin zal hier niet lang hebben gewoond, alle kinderen zijn gedoopt in Groningen, o.a. in 1797, 1800 en 1802.
Op 18-5-1804 verschijnt persoonlijk de Hooggeboren Heer Otto Ernst Gelder graaf van Limburg Stierum om de overdracht te doen van het in 1803 verkochte Huis te Peize met schathuis, de bank of gestoelte in de kerk met aparte opgang en het recht van tol op het Coninksdiep aan de schulte J. Willinge voor 6436 gld. Dit is dus exclusief de eerder verkochte aangrenzende huizen 85, 86, 111 en 112. Ook apart wordt verkocht aan verschillende eigenaren de Grote Kamp, het bouwland tussen twee grachten aan de noord- en oostzijde en wegen aan de zuid- en westzijde voor in totaal 1795 gld. (ten zuiden van huis 111).
Jan Willinge, zoon van Jan Willinge en Hemmina Johanna Rijpma, volgt in 1795 zijn vader op als schulte. Hij is in 1798 30 jaar en woont dan nog bij zijn moeder, zie 96. Hij trouwt in 1799 als "de burger Jan Willinge" met Roelfien Roelfs Vorenkamp, vermoedelijk de in 1776 in Haren gedoopte Roelfijn, dochter van Roelf Jans en Jantje Hendriks (Vorenkamp) bij de Hoornsedijk. Jan Willinge wordt in het Haardstedenregister van 1804 bij dit huis vermeld, maar overlijdt al begin 1806. In het jaar daarvoor hebben zij een langstlevende testament opgemaakt en omdat het huis behoort tot de tijdens het huwelijk verkregen goederen, wordt Roelfien eigenares van het huis. Zij hertrouwt in hetzelfde jaar met Geert Kemkers, afkomstig uit Emmelkamp (Emmlichheim, Graafschap Bentheim). In december 1806 betaalt "de vrouw van Geert Kemkers" voor het beste laken.
Geert Kemkers is timmerman. Op de Franse kaart van 1812 is het huis met schathuis nog aanwezig, op de overzichtskaart van het kadaster uit 1818 niet meer. Van het sloopmateriaal wordt o.a. iets oostelijker het huidige huis Brinkweg 2 gebouwd met de karakteristieke hoge ramen.
In 1742 zijn dit en het volgende huis eigendom van de Heer van Peize (Justus Zeino Abel de Coninck, zie 84). Nadat in 1795 de weduwe van zijn zoon Justus Bartholomeus de Coninck is overleden, worden beide huizen door de erfgenamen verkocht, waaruit duidelijk blijkt dat het deze huizen betreft.
In de Grondschatting van 1646 wordt Jan Staels vermeld met hoppekuilen en andere landerijen gehuurd van diverse personen. Het huis en hof staan op grond van Barelt Ebbinge. Dat is ook in 1654 het geval. In 1645 bij de Prisering van Huizen mogelijk Hindrik Willems huisje van Barelt Ebbinge. Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt Anne Staels als keuter voor Albert Allershof in het volgende huis. In 1691-1695 woont hier mogelijk Frerick Jansen "doet stellemaken en koopenschap".
In het Haardstedenregister 1742 wordt Weduwe Willem Berents vermeld met nering, op de lijst nog voor de bewoner van het Huis te Peize (84). Vanaf 1754 worden de bewoners van huis 85 en 86 vermoedelijk vermeld na het Huis. Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is Willem Berents meier van de Heer van Peize en was in 1646 Jan Staals de eigenaar. Weduwe Willem Berends woont ook in 1745 nog in het huis. Willem Berends moet dus in 1742 zijn overleden, maar nadere bijzonderheden zijn niet bekend. In het diaconieboek zijn geen ontvangsten te vinden bij zijn begrafenis of die van zijn weduwe. In 1712 trouwt een Willem Berends, maar de naam van zijn bruid wordt dan niet vermeld. Van een mogelijk andere Willem Berends zijn de kinderen in 1742 eigenaar van vermoedelijk huis 119.
In 1754 wordt Roelef Luinge vermeld als brouwer, aangeslagen voor 3 paarden. Dit is Roelof Luinge Luinkszoon, zoon van Luink Luinge en Henderikjen Luinge, zie 125. In 1742 woont hij vermoedelijk nog in het ouderlijk huis. Ook de iets jongere Roelof Luinge Allertszoon is in 1754 brouwer, maar dan aan de Kerkstraat, zie bij 66. Er zijn verschillende schuldbrieven ingeschreven van Roelef Luinge en zijn echtgenote Annigje Jans Sikkens. In 1753 is hij 130 gld. schuldig aan Jan Jansen en Margien Stevens te Roden wegens geleverde brandewijn. Ook in 1753 is hij 250 gld. schuldig aan de Ette en oud-schulte Jan Willinge, o.a. wegens achterstallige schattingen, mogelijk gedeeltelijk afkomstig van zijn ouders en nog eens 250 gld. aan Rolina Willinge, weduwe van de predikant Joh. Hemsing. De laatste schuld dateert van 1740. In 1754 leent hij 200 gld. van J(ohanna) Wolthers, weduwe van de oud-vaandrig L(ucas) Willinge. In dat geval wordt zijn echtgenote niet vermeld, maar ter verduidelijking in het opschrift boven de akte wel de toevoeging Luingszoon. Ook wordt dan vermeld dat hij woont in 't Wapen van Drenthe, wat op dat moment dus de naam is van het etablissement.
Roelof Luinge treedt ook een aantal malen op als keurnoot. Mogelijk werden de zittingen in die tijd in zijn herberg gehouden. In 1764 vertrekt hij naar Lieveren bij Roden om daar de herberg van zijn schoonvader Jan Sikkens te beheren.
Kinderen van Roelof Luinge en Annigje Jans
Sikkens:
Luink, Jan en Roelf overlijden rond 1805-1810 zonder kinderen na te laten.
Hinderkien Luinge trouwt in 1774 met Cornelis Schuring, zie 72.
Sikke Luinge trouwt in 1787 in Norg met Alberdina Jans Scholtens. Kinderen
worden geboren in Donderen en wonen later in verschillende plaatsen.
Albert Luinge is timmerman, zie 98. Hij trouwt in 1785 in Roderwolde met
Marchien Reinders Venekamp en in 1809 in Peize met Willemtien Jans Stroetinga.
In 1764 wordt Lambertus de Weerdt vermeld met nering, in 1774 zijn weduwe. Lambertus, doopnaam Lambert Mesoroi, is een kleinzoon van Jan Jans de Weerd en Mecheltje Mezeroij uit Roden. Hij trouwt in 1763 in Peize met Tetje Oedses, geboren in Suawoude, Friesland. In 1777 vraagt Tettien Oetses, weduwe van Lambert Jans de Weert te Peize, als moeder en wettige voogdesse over haar minderjarige kinderen aan de Etstoel toestemming om vaste goederen, zowel in Peize als in Roden te mogen verkopen omdat zij in Friesland wil gaan wonen. Zij overlijdt in 1814 in Oudega, Smallingerland. Zoon Jan Lamberts de Weerd (Peize 1764-Norg 1833) trouwt in 1790 in Eelde met Margaretha Jansen, dochter van Jan Jannes en Jeigien Wolters. Zij wonen vervolgens in Norg. Dochter Stijntje Lamberts de Weerd trouwt in 1794 in Rottevalle met Wiebren Wobbes van der Veen.
Vanaf 1774 wordt Frerik Cornelis vermeld, aanvankelijk met nering, later als koopman. In 1807 wordt zijn weduwe Lammigje Klazen vermeld als tapster en eigenares. Zij is ook nog eigenares in 1832. Vanaf 1812 wordt de familienaam Zuideveld gebruikt, soms ook Zuiderveld.
In 1795 koopt de koopman Frerik Cornelis het huis dat hij bewoont van mr. J. Willemson Kijmmell van Roden en zijn zwager mr. P. Hofstede van Assen voor 1233 gld. Het huis grenst ten oosten aan de Brink, ten zuiden aan de haagdoornheg, ten westen en ten noorden aan de verkopers (Huis te Peize). De putten achter het huis zullen zoals vanouds mogen worden gebruikt door de bewoners van het huis waar Frisger Jans woont (zie 86).
Frerik Cornelis, geboren in Leutingewolde,
trouwt in 1789 in Peize met Lammegien Klazen, geboren in Roden als dochter van
Klaas Reinders en Fennechien Harms. De laatste is een dochter van Harmen Berends
en Lammechien Joosten, zie 11. Bij de begrafenis van Frerik Cornelis in 1806
wordt ruim 23 gulden opgehaald, een aanzienlijk bedrag. Weduwe Freerk Cornelis
Zuideveld is in 1832 behalve eigenares van dit huis ook eigenares van de huizen
45 en 80.
Kinderen:
Cornelis, vermoedelijk jong overleden.
Klaas Zuideveld trouwt in 1815 met Geertien Ensink, dochter van Jannes Ensing en
Lipkien Kleises, zie 107.
Aldert Zuideveld trouwt in 1832 met Hillina Luinge, dochter van Reinder Luinge
en Hermanna Ebbinge, zie 141.
De lijsten van Impost op het gemaal en de Grondschatting 1630 vermelden Hindrik Schuirinck met een vol erf en 10 inwonende personen. Dochter Aaltien Schuirinck trouwt in 1613 in Groningen met Johan Allershof, zoon van Albert Allershof. In 1630 vragen Hindrik Schuiringe en zijn vrouw Geese toestemming van de Etstoel om hun testament te mogen veranderen, waaruit ze hun zwager (is schoonzoon) Johan Allershof hebben verwijderd wegens zijn slechte levensstijl ("quaed en prodigael leven"). Blijkbaar worden over Aaltien Schuiringe en haar kinderen mombers aangesteld, want in 1635 worden de mombers Jacob Lant en Wolter Drees aangeklaagd door Pieter Hendrix te Peize wegens een schuld van 100 daalder met rente. Jan Allershof wordt vermeld bij de Grondschatting 1646 met een vol erf en is blijkbaar zijn schoonvader opgevolgd. In het Haardstedenregister van 1672 wordt Albert Allershof vermeld met 4 paarden. Hij is vermoedelijk getrouwd met een zuster van Abel Bavinge. In de periode 1653-1657 treedt hij op als hoofdmomber over diens zoon Jan.
In 1681 klagen Jan Allershoff en Steven Hindricks namens zijn vrouw en consorten Jan Bavinge aan wegens verdiend loon van Hindrik Allershof in 1674, waarvan zij de erfgenamen zijn, maar volgens Jan Bavinge was hij altijd ziek en heeft hij niet gewerkt. Vermoedelijk betreft het hier kinderen van Albert Allershof. De kinderen Jan, Abeltien en Jantien Allershof trouwen in Groningen. Van de eerste twee worden daar ook kinderen gedoopt.
Vermoedelijk heeft in de periode 1691-1695 schulte Wolter Allerts hier gewoond, zie 66. Hij wordt in 1691 vermeld met 4 paarden na weduwe Steven Ebbinge (87), wed. Hemrik Roelofs (82), Barelt Hindriks schipper (83?) en Frerik Jansen (85?) en voor Barelt Schuiringe (88), Jan Schuiringe Haenge (90) en Barelt Schuiringe Neibuir (89). In de periode 1692-1695 is de volgorde iets anders, namelijk de schulte, wed. Steven Ebbinge (87), Roelof Hemriks (82), Barelt Hindriks schipper (83?), Frerik Jansen (85?), Barelt Schuiringe (88) etc.
In 1730 doet vrouw Abelina van den Clooster douariere de Coninck, vrouw tot Mensinga een beroep op het recht van naarkoop op grond van swette (nabuurschap) van huis, schuur, hoven en hoppeland te Peize, die de verweerder majoor Lucas Ketel heeft gekocht van oud vaandrig Lucas Willinge namens zijn vrouw Johanna Wolthers als erfgenaam van (haar broer) wijlen schulte Eilard Wolthers (van Roden). Zij is zuiderbuur van de goederen (vermoedelijk als eigenares van huis 85).
Tevens doet Jacobus Hartgers namens zijn vrouw Gesina Ebbinge, die in de zesde graad verwant is aan Johanna Wolthers aanspraak op naarkoop op grond van sibbe (verwantschap) wegens hetzelfde huis.
Nadat over de zaak rapport is uitgebracht, wordt Jacobus Hartgers in zijn zaak tegen majoor Ketel in het ongelijk gesteld en wordt de Hoogwelgeboren vrouwe Abelina van den Clooster in het gelijk gesteld. Zij zal dus het huis hebben mogen aankopen i.p.v. majoor Ketel.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 is Jan Thomas meier van de Heer van Peize in een huis dat in 1646 toebehoorde aan Jan Allershof. Jan Thomas wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1742 met 2 paarden. In 1754 wordt niemand vermeld, eventueel kan Roelof Luinge, in 1754 brouwer, aangeslagen voor 3 paarden, zie 85, hier ook hebben gewoond.
In 1764 wordt weduwe Jan Huiberts vermeld
met nering. Dit is vermoedelijk Catharina Emmen, geboren in Gasselte en in 1755
getrouwd met Jan Huiberts, zoon van Jan Harm Huiberts en Fennechien Joosten,
zie. 46. Jan Huiberts overlijdt al in 1759. Catharina hertrouwt in 1768
met Harm Lamberts, zie 93.
Zoon Theodorus Huberts trouwt in 1783 in Roden met Geertien Sikkens, geboren in
Lieveren. Zoon Jan Jans Huiberts trouwt in 1800 met Gesien Jans Wessels en is
eerst schoenmakersknecht, later bakker, zie 82-2.
Frischer Jans wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1774-1794 als keuter. In 1798 woont hij vermoedelijk in huis 23.
Fridsiger Jans is een zoon van Jan Lugies
Kregel en Marchien Fridsigers. Hij trouwt in 1768 in Vries met Trientien Jenes,
geboren in Veenhuizen als dochter van Jene Jans Westerhof en Dieke Bates. Hun
kinderen voeren de familienaam Tuinman. Hiervan zijn de tweede, derde en jongste
zoon Jene, Lugjen en Jacob niet teruggevonden.
Overige kinderen:
Jan Fridsigers Tuinman trouwt in 1793 in Roden met IJpkien Alberts.
Deke, geboren 1774, begraven 1775.
Abel Fridsigers Tuinman trouwt in 1804 in Havelte met Jentien Jans ten Huizen,
weduwe van Willem Vennink.
Dekien Fridsigers Tuinman trouwt in 1801 met Koop Geerts Dekker, zie 128 en in
1825 met Roelof Stevens Brink. Roelof Stevens Brink was eerder getrouwd met een
nicht van Dekien.
Marchien Fridsigers Tuinman trouwt in 1806 in Norg met Hindrik Bartelds
Tiesinga.
In 1796 kopen Hindrik Alberts en zonen het huis dat wordt bewoond door Frisger Jans van mr. J.Willemson Kijmmell van Roden en zijn zwager mr. P. Hofstede van Assen voor 1560 gld. Het huis grenst ten oosten aan de weg, ten zuiden aan de koopman F. Cornelis, ten westen aan de verkopers (Huis te Peize) en ten noorden aan Bartelt Ebbinge (huis 88). Bij het huis hoort ook het gebruik van de putten achter het huis van Frerik Cornelis.
In 1798 woont Hindrik Alberts in huis, 71 jaar, met Harm Jans, 33 jaar, arbeider, gehuwd met 3 kinderen. Hindrik Alberts woont daarvoor in huis 68, zie aldaar. Vanaf 1804 woont Freerk Hindriks in het huis als bakker, in 1807 met 5 inwonende kinderen, tevens eigenaar, vanaf 1813 als Frerik Hindriks Bakker, hij woont daarvoor in huis 82-2, ook als bakker.
Frerik Hindriks Bakker trouwt in 1794 met Lammechien Hindriks Kosters, dochter van Hindrik Arends Kosters en Lammechien Jans, zie 52.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen was het huis dat in 1742 eigendom is van oud majoor L. Ketel, in 1646 eigendom van Steven Ebbinge. Steven Ebbinge bezit in 1646 een huis met een vol waardeel en een waarde van ongeveer anderhalf maal een vol erf. Hij is mogelijk een zoon van Bartelt Ebbinge, die in 1630 wordt vermeld met een vol erf en 7 inwonende personen. Bartelt Ebbinge is mogelijk de Bartolt Ebbinge, die in 1632 met zijn echtgenote Jeije jonker Evert Lewe aandelen in het Hiddingeslag en het Horstemerslag ruilen tegen anderhalf mat hooiland.
Steven Ebbinge is getrouwd met Lummechjen Wolters. Hij wordt vermeld met een vol erf in het Haardstedenregister van 1672, in 1691-1693 zijn weduwe, in 1695 weduwe Steven Ebbinge met haar zoon. Hij is vermoedelijk identiek met de Steven Ebbinge, die Ette is van 1667-1669. Tussen hun kinderen of hun echtgenoten zijn er verschillende rechtszaken, o.a. in 1698, wanneer Barelt Schuiringe namens zijn echtgenote Abeltjen Ebbinge de erfgenamen van Wolter Ebbinge aanklaagt wegens afkooppenningen. De aangeklaagden zijn Bartelt Ebbinge, Willem Willems namens zijn echtgenote Jeigjen Ebbinge en Marchjen Ebbinge, weduwe van Frerik Luinge en haar kinderen. Ook Frerik Luinge klaagt in 1695 zijn schoonmoeder Lummechien Wolters en haar zoons Bartelt en Jacob Ebbinge aan.
Kinderen:
Marchien Ebbinge trouwt met Frerik Luinge, zie 125. Zij overlijden resp. in 1719
en 1696. Kinderen Luink en Trijntien Luinge.
Wolter Ebbinge trouwt met Geesien Luinge, eerder getrouwd met Jan Schuiringe,
vermoedelijk een zoon van Albert Schuiringe, zie 44. Geesien Luinge overlijdt
rond 1670, Wolter Ebbinge in 1694.
Jeigjen Ebbinge trouwt in 1688 met Willem Willems. In 1733 betaalt Willem Jansen
voor de lakens bij hun begrafenis.
Abeltjen Ebbinge trouwt vermoedelijk in 1676 met Barelt Schuiringe, eerder
getrouwd met Marchien Ebbinge, vermoedelijk een dochter van Bareld Ebbinge, zie
24. Barelt Schuiringe is vermoedelijk geboren in 1645 in Groningen als zoon van
Jan Schuiringe en Geertruid Harmens met waarschijnlijk voorouders in Peize. Hij
woont vermoedelijk na zijn eerste huwelijk in Peize, vermoedelijk in huis 89. Hij wordt in 1704 begraven,
waarbij Abeltjen Ebbinge betaalt voor het laken.
Bartelt Ebbinge trouwt met Hillechien Willems en woont in 1691-1695 vermoedelijk
in huis 81. Zij overlijden resp. in 1723 en 1735.
Jacob Ebbinge is mogelijk in dit huis blijven wonen, zie hieronder.
Jacob Ebbinge trouwt in 1697 met Marchien Ebbinge, dochter van zijn zwager
Barelt Schuiringe uit zijn eerste huwelijk met Marchien Ebbinge. Jacob Ebbinge
is in 1704 boekhouder van de armenkas van de diaconie, maar leent later een
grote som geld van deze kas, waarover hij jaarlijks 25 gld,. rente betaalt.
Marchien overlijdt in 1704, Jacob in 1712. De mombers over hun kinderen, Barteld
Ebbinge, Willem Willems, Frerik Ebbinge en Roelef Luinge treden in 1713 op om
een verkoop af te handelen die Jacob in 1711 nog had gedaan (Drents Archief,
Archief Luinge). Ook roepen ze via de Etstoel de schuldeisers op om zich bekend
te maken, zodat zij eventueel de erfenis kunnen verwerpen.
Kinderen:
Steven Ebbinge trouwt in 1721 met Hillechien Roelofs en in 1739 met Grietien
Lunsche, zie 3 en 6. Dat tweede huwelijk was niet erg gelukkig omdat Steven zich
volgens Grietien Lunsche aan verkwisting en dwaze koopmanschappen te buiten
ging.
Jeichien Ebbinge trouwt in 1726 met de schoolmeester Roelof Lunsche, een broer
van Grietien Lunsche, zie bij 118.
Margien Ebbinge trouwt in 1744 met Gerrit Buirema. Zij kopen in 1750 het huis
van Grietien Lunsche, zie 6 en ruilen dat huis in 1764 met huis 143.
In 1742 is het huis eigendom van oud majoor Lucas Ketel. Lucas Ketel is een
zoon van Pier Ketel, schulte van Diever en Gesina Anna Tymans. Hij trouwt in
1714 in Peize met zijn nicht Gesina Anna Willinge, dochter van Dubbelt Willinge
en Anna Tymans, zie 65. Zij overlijden resp. in 1742 en 1761.
Kinderen:
Anna Christina Ketel trouwt in 1738 in Peize met Harm Jan Wolthers, schulte van
Vries.
Gesina Anna Ketel trouwt in 1759 in Peize met Jeremias van Diepenbrugge uit
Gorinchem. Het huwelijk wordt ook in Nieuweschans afgekondigd, waar hij op dat
moment luitenant is. Zij wonen in 1774 in huis 65, zie aldaar.
Pier Ketel is advocaat. In 1773 neemt hij het schultambt van Eelde over van
Dubbelt Willinge, die Gedeputeerde wordt. Hij blijft in Peize wonen. In 1795
wordt hij na een verkiezing opnieuw gekozen tot schulte, dat hij blijft tot zijn
overlijden in 1808. In de laatste drie jaar treedt Johann Linthorst Homan op als
verwalter.
Arendina Barbera Ketel schenkt in 1772 haar vierde deel van de erfachtige
goederen aan haar broer P. Ketel. Zij wordt in 1790 begraven.
Henderika Ketel wordt in 1747 genoemd als nog minderjarige dochter tezamen met
haar moeder, broer en zusters in een erfeniskwestie bij de Etstoel. Zij wordt in
1766 begraven.
In 1808 verkopen de erfgenamen van mejuffr. A.B. Ketel en de oud-schulte P. Ketel het huis met het dan geldende nummer 89 aan Berend Ensing. Het huis grenst ten zuiden aan Reinder Luinge, ten westen aan de Hereweg en ten noorden aan de Woerdlaan.
In 1813 woont Berend Ensing in het huis, zie bij huis 75, waar hij eerder woont. In 1832 is zoon Jannes Ensing eigenaar. Deze woont hier ook in 1825.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen werd het huis dat in 1742 eigendom is van weduwe Barteld Schuiring en door haar wordt bewoond, in 1646 bewoond door olde Wolter Dries. Bij de Grondschatting van 1646 wordt olde Wolter Dries vermeld als bewoner van een huis, dat eigendom is van Roelof Schuiringe en vermoedelijk zijn broers. In een eerdere lijst van 1642 is Roelof Schuiringe met zijn broeders behalve eigenaar van vermoedelijk huis 90 ook eigenaar van een huis waar "Jonge Wolter" in gewoond heeft. In 1630 huurde jonge Wolter Dries een huis van Barelt Schuiringe.
Deze olde Wolter Dries, die mogleijk iemand anders is dan de eerdere jonge Wolter Dries, huurt in 1646 nog verschillende landerijen en heeft een half waardeel van zichzelf en een half waardeel van Sicke Homans. In 1654 worden als nieuwe bewoners i.p.v. olde Wolter Dries genoemd Jacob Lunsinge en Jan Jansen. Zij zijn meiers van Bartelt en Jan Schuiringe, die vermoedelijk identiek zijn met de Bartelt en Jan Schuiringe die zowel in 1646 als in 1654 bij vermoedelijk huis 89 worden vermeld, terwijl Roelof Schuiringe met zijn broer olde Jan Schuiringe vermoedelijk woont in huis 90. In 1654 is olde Jan Schuiringe overleden en is zijn weduwe Cornelisje Luitjens hertrouwd met Pauwel Datema te Roderwolde. Vermoedelijk zijn Roelof, olde Jan, Bartelt en (jonge) Jan Schuiringe broers allen zoons van Barelt Schuiringe, zie ook bij 90.
Jonge Jan Schuiringe is vermoedelijk in Groningen gaan wonen, waar vanaf 1645 kinderen worden gedoopt van Jan Schuiringe en Geertruid Harmens. Hun zoon Barelt Schuiringe trouwt in 1666 met Marchien Ebbinge en gaat dan vermoedelijk wonen in huis 89, zie aldaar.
Bartelt Schuiringe of zijn weduwe Cornelisje is op een bepaald moment in dit huis gaan wonen. Het Haardstedenregister van 1672 vermeldt achtereenvolgens Corneleisjen, weduwe Bartolt Schuirenge met 2 paarden, Jan Schuirenge Haenge met 4 paarden en Barelt Schuirenge neije buir met 3 paarden. In 1691-1693 Barelt Schuiringe met 1, later 2 paarden, Jan Schuirnge Haenge met 4 paarden, vanaf 1692 ook als Ette en Barelt Schuiringe Neijbuir, eerst met 4, later met 3 paarden. In 1695 lijkt Barelt Schuiringe te ontbreken.
Een aantal kinderen verhuizen naar Groningen en trouwen
daar:
Geugien Schuiringe trouwt in 1678 in Groningen met Wessel Egberts van Zuidbroek.
Voor haar treedt op haar broer Jan Schuirink. In 1679 wordt dochter Cornelisje
gedoopt. In 1685 hertrouwt zij met Luppe Jans, waarbij haar broer Reinder
Schuirink voor haar optreedt. In 1703 trouwt zij met Wicher Schuirink van
Appingedam, waarbij haar neef Jan Schuiring voor haar optreedt. Het
huwelijkscontract wordt van de zijde van de bruid mede ondertekend door haar
broer Barelt Schuiring. Tenslotte trouwt zij in 1712 nogmaals, dan met Geert
Egberts Nielandt, waarbij haar broer Jan Schuirink voor haar optreedt.
Jan Schuiringe trouwt in 1687 met Neeltien Clasens van Hoogkerk. In 1688 wordt
gedoopt Bartelt, zoon van Jan Louwrents en Neeltjen Claessen.
Reinder Schuiringe trouwt in 1684 met Marregien Uitjens.
Annegjen Schuiringe trouwt in 1678 met Pieter Jans van Stedum, waarbij voor haar
optreedt haar broer Reinder Schuirink. In Groningen worden de kinderen
Cornelisje en Bartelt gedoopt. In 1697 hertrouwt zij met Jan Harms van Ohne,
Bentheim. Voor haar treedt op Jan Lunsink als neef.
Zoon Bareld Schuiringe, soms ook Bareld Schuiringe Prijs genoemd, is getrouwd met Albertien Willems.
In 1722 procedeert Roelof Jansen de Vries vanwege een lening die hij heeft opgezegd vanwege achterstallige rentebetaling door Bareld Schuiringe Prijs en (zoon) Barteld Schuiringe (Prijs) als erfgenaam van zijn moeder Albertien Willems, vermoedelijk in 1704 overleden. Bareld Schuiringe Prijs leent ook 100 gld. van de armenkas. Vanaf 1733 wordt de rentebetaling gedaan door Barteld Schuiringe Prijs. De toevoeging "Prijs" wordt soms wel en soms niet vermeld. Bij het betalen van de rente is steeds sprake van een achterstand, meestal 5 jaar. Later wordt dit bedrag betaald door Jeigien Swiers of door Floris Staal als hoofdmomber over dochter Albertien Schuiringe. Omdat hierbij vaak ook de verschijningsdatum van 11 december wordt vermeld, kunnen we ervan uitgaan dat het om hetzelfde leenbedrag gaat.
Barteld Schuiringe Prijs en zijn echtgenote Jeigien Swiers worden genoemd in een verkoopakte uit 1736, waarbij zij een mat hooiland kopen.
In 1742 woont weduwe Barteld Schuiringe volgens het Register van Nieuwe Huizen in een huis, dat in 1646 eigendom was van Oude Wolter Dries. In 1745 wordt Hindrik Roelefs met voorkind genoemd als eigenaar/bewoner. In het Haardstedenregister wordt weduwe Bartelt Schuiringe in 1742 vermeld, aangeslagen als keuter, in 1754 en 1764 wordt zij vermeld als weduwe Hinderik Roelfs. Hindrik Roelfs overlijdt al in 1747. Hun zoon Swier Hindriks overlijdt in 1768.
In 1755 verklaart Jeigien Swiers, weduwe van Hindrik Roelfs met haar (minderjarige) zoons 500 gld. schuldig te zijn aan Albertien Schuiringe, voor wie Floris Staal optreedt als hoofdmomber. Albertien is blijkbaar het hiervoor vermelde voorkind. In 1745 wordt Reinder Schuiringe begraven. Floris Staal geeft dan de erfenis aan voor de dochter van Bartelt Schuiringe. Jeigien Swiers overlijdt in 1779. Bartelt Ebbinge betaalt voor het laken over zijn schoonmoeder.
Dochter Albertien Schuiringe trouwt in 1757 met Bartelt Ebbinge, zoon van Jan Ebbinge en Jeigien Luinge, zie 81. Bij de verkoping van huis 86 in 1796/1797 wordt Bartelt Ebbinge genoemd als noorderbuur en dus eigenaar van dit huis.
In 1799 schenkt Albertien Schuiringe, echtgenoot van Bartelt Ebbinge, een paar stukken hooiland aan Roelof Fridsigers en vrouw uit erkentelijkheid en wegens bewezen diensten. Ook B. Ebbinge tekent. In 1805 verkopen de erfgenamen van Albertien Schuiringe, weduwe van Bartelt Ebbinge verschillende goederen. De erfgenamen zijn Zwier Geerts van Buitenpost en Antien Geerts, weduwe van Andries Abels van Kollum. Zij zijn kinderen van Geert Swiers en Eelkjen Jans, die in 1741 in Augsbuurt zijn getrouwd en daar ook kinderen krijgen.Geert Swiers is blijkbaar een broer van Jeigien Swiers. Swier Geerts heeft bij overlijden in 1823 de naam Kleistra. In 1806/1807 procedeert Swier Koenes te Roden over de erfenis. Zijn moeder Margien Swiers, getrouwd met Coene Egberts, is blijkbaar een zuster van Jeigien Swiers. Zij en Geert Swiers zijn kinderen van Swier Hindriks, die in 1742 evenals Coene Egberts in Peize woont, maar in 1745 daar niet meer voorkomt.
Het huis wordt in 1805 verkocht aan Bartelt Mensing te Peize. Het huis grenst ten oosten aan de weg, ten zuiden aan Hendrik Alberts en Geert Kemkers, ten westen aan dr. P. Gasinjet en ten noorden aan de Hereweg.
Vermoedelijk ook in dit huis wordt van 1774 tot 1804 Roelof Fridsigers vermeld in het Haardstedenregister. In 1797 is hij 55 jaar, arbeider, gehuwd zonder kinderen. Het huis is het laatste huis van de zuidersche middelkluft.
Roelof Fridsigers is rond 1742 geboren als zoon van Fridsiger Berends en Jantien Stevens. Hij trouwt in 1771 met Jantien Willems, dochter van Willem Lamberts en Egbertien. Tussen 1772 en 1784 worden 7 kinderen geboren, die gezien het voorkomen van dezelfde namen Fridsiger en Jantien meest jong zijn gestorven. Zij overlijden resp. in 1807 en 1809.
Dochter Egbertien Roelofs trouwt in 1797 met Jacob Barelds Dekker, zoon van Bareld Derks Dekker en Marchien Jacobs. In 1807 wonen zij in bij Roelof Fridsigers. In 1807 is Jakob Barelds (Dekker) hoofdbewoner als dekker met een inwonend kind. Zoon Roelof Jacobs Dekker trouwt in 1818 met Johanna Tietema, dochter van Johannes Bernardus Tietema en Hendrikje Stoffers.
Eigenaar in 1807 is Bartelt Mensing, kleinzoon van een andere Bartelt Ebbinge, die echter al in 1780 is overleden, zie 69.
In 1813 woont Jakob Barelds Koops in het huis.
In 1825 is Koenraad Ebbinge bewoner, in 1832 ook eigenaar. Hij is een zoon van Steven Ebbinge en Ameltien Lunsche op 89 en in 1813 getrouwd met Berentien Freriks.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen 1742 was het huis dat in 1742 eigendom is van wed. Roelof Schuiringe (zie bij 90) en bewoond wordt door Derk Hindriks, in 1646 eigendom van Barteld Schuiringe en broeder, in de Grondschatting 1654 vermeld als Barteld Schuiringe en broeder Jan Schuiringe. Cornelisje, weduwe van Bartelt Schuiringe woont in 1672 in huis 88, zie aldaar.
Vermoedelijk woont in dit huis in 1672 en in de periode 1691-1695 Barelt Schuiringe Neibuir, in 1672 met 3 paarden, later met 4 paarden en in 1695 weer met drie paarden. Hij is vermoedelijk een zoon van de in 1646 en 1654 vermelde (jonge) Jan Schuiringe, die evenals Roelof, olde Jan en Bartelt Schuiringe kinderen zijn van Bareld Schuiringe, zie 90.
Van Jan Schuiringe en Geertruid Harmens
worden vanaf 1645 kinderen gedoopt in Groningen:
Barelt Schuiringe, zie hieronder.
Marrichjen Schuiringe, vermoedelijk jong overleden. Na Trijntje wordt nog een
dochter Martjen gedoopt.
Trijntje Schuiringe trouwt in 1674 in Tolbert met Ludolphus Harinxma, secretaris
van de Grietenij van Vredewold, waarbij Barelt schuiring optreedt als broer. Zij
hertrouwt in 1683 met Lucas Hollenborgh. In 1686 procedeert Lucas Hollenborgh
namens zijn vrouw Trijntien Schuiring tegen Barelt Schuiringe te Peize wegens
afkooppenningen. Ook Barelt Ebbinge wordt gedaagd als momber over de kinderen
van Barelt Schuiringe bij Marchien Ebbinge.
Barelt Schuiringe trouwt in 1666 in Groningen met Marchien Ebbinge, dochter Barelt Ebbinge en Jantje Wichers Schuiringe, zie 24 en vermoedelijk in 1676 met Abeltjen Ebbinge, dochter van Steven Ebbinge en Lummechjen Wolters, zie 87. Er zijn verschillende rechtzaken over enerzijds het gevoerde momberschap over de dochters uit het eerste huwelijk en anderzijds tegen de familie van zijn tweede echtgenote over afkooppenningen.
Kinderen uit het eerste huwelijk (zij zijn
in 1687 resp. 21 en 20 jaar oud):
Marchien Schuiringe trouwt in 1697 met Jacob Ebbinge, zie 87.
Jantje Schuiringe trouwt in 1705 met Roelof Schuiringe, zoon van Jan Schuiringe
Haange en Ameltien Homan, zie 90. Roelof Schuiringe overlijdt al in 1710.
Wanneer Jantje in 1754 overlijdt, is haar enige erfgenaam kleindochter Johanna
Bolhuis, dochter van Abel Bolhuis en Ameltien Schuiringe, die beiden al zijn
overleden. Ook dochter Marchien Schuiringe, getrouwd met Luitien Bolhuis en haar
zoon Roelof Bolhuis zijn inmiddels overleden. Johanna Bolhuis trouwt in 1759 met
Albert Schuring Lunsche. In 1807 is het huis eigendom van Steven Ebbinge,
getrouwd met oudste dochter Ameltien Lunsche. Zij wonen dan nog in huis 101,
maar wonen in 1813 in dit huis. Zie verder bij 90.
Derk Hindriks wordt vermeld in het Haardstedenregister van 1742, 1754 en 1764. In 1774 is het huis van A. Lunsche ledig. In 1784 woont hier vermoedelijk Jantien Ties wed. en in 1794 wed. Tjamme van Hoorn, in 1798 vermeld als Grietien Alberts, wed., 67 jaar, zie bij 117. Vervolgens in 1804 Coobe Geerts en in 1807 Engbert Jans, arbeider.
Derk Hindriks trouwt in 1740 met Willemtien
Jans. Hij hertrouwt in 1766 met Jantien Stevens. Zij hertrouwt in 1774 met
Steven Fridsigers.
Kinderen uit het eerste huwelijk:
Bareld Derks Dekker trouwt in 1765 met Marchien Jacobs, zie 19, in 1775 met
Marchien Alberts en in 1793 met Jantien Jans. Uit het eerste huwelijk is een
oudste dochter Willemtien, zie verder bij 19.
Jantien Derks, in 1766 begraven als dochter van Derk Dekker. Derk Hindriks
betaalt vervolgens voor het laken over zijn dochter.
Jantien Ties wed. komt niet in aanmerking Jantje Thijs, in 1783 getrouwd met Geert Jacobs Dekker, die in 1784 op een andere plaats wordt vermeld, maar wel haar moeder Jantien Willems, in 1774 als weduwe Thijs Stevens (Brink), kinderen geboren in Steenbergen. Een aantal kinderen wonen in Peize.
Koop Geerts Kregel woont in 1807 in huis 45, zie aldaar. Engbert Jans Stroetinga woont in 1813 in huis 139, zie aldaar.
Zoals hierboven vermeld, is Steven Ebbinge, getrouwd met Ameltien Lunsche in 1807 eigenaar. Zij wonen hier ook in 1813.
Barelt Schuiringe wordt in 1630 vermeld met een vol erf en 8 inwonende personen. Hij wordt vermeld na Hinrick Schuirinck, zie 86 en voor Bartelt Ebbinge, zie 87, Wolter Dries, vermoedelijk huis 121 en jonge Wolter Dries, die in een huis woont van Barelt Schuiringe. Dat kan huis 88 zijn, maar dan ontbreekt huis 89 of 90, zodat niet precies is te zeggen waar Barelt Schuiringe heeft gewoond. In 1646 wonen zijn zoons Roelof en olde Jan Schuiringe vermoedelijk in dit huis en Bartelt en (jonge) Jan Schuiringe in huis 89.
Kinderen:
Roelof Schuiringe heeft een zoon Jan Schuiringe Haange, zie hieronder.
Eerder was gedacht dat Roelof Schuiringe een tweede huwelijk had met Grietje Lunsche, dochter van Herman Lunsingh en Frekyen Brunniger te Westervelde. Ook professor A. Blaauw was die mening toegedaan in zijn boek "Westervelde, een drentse buurschap" op grond van latere eigendomsrechten van nazaten van Roelof Schuiringe in Westervelde, die echter bij nader inzien verband houden met andere familierelaties. Grietje Lunsche was echter na haar eerste huwelijk, Groningen 1634 met Richard Luilofs, rond 1640-1645 getrouwd met raadsheer Rudolf Schuiringe te Groningen, zoon van een andere Bareld Schuiringe, zie ook bij huis 139. Dat laatste huwelijk bleef kinderloos.
Jan Schuiringe, ook olde Jan Schuiringe genoemd, overlijdt rond 1647. Zijn weduwe Cornelisje Luitjens hertrouwt in 1652 met Pauwel Datema uit Foxwolde. Zij voert verschillende rechtszaken tegen de broers van Jan Schuiringe. In 1648 vraagt zij toestemming van de Etstoel om 1/8 deel van een erf te Balloo te mogen verkopen, dat eigendom is van haar kinderen. Zij bezit zelf ook 1/8 en de ooms van de kinderen Roelof en Barelt Schuiringe de helft. Met de laatste is mogelijk bedoeld Bartelt Schuiringe. In 1650 worden de kinderen Barelt en Annegien Schuiringe met namen genoemd. Dochter Annegien Schuiringe trouwt met Himme Datema. In 1683 wordt zij vermeld als zijn weduwe.
Barteld Schuiringe woont eerst in huis 89, in 1672 woont zijn weduwe Cornelisje in huis 88, zie aldaar.
(Jonge) Jan Schuiringe woont vermoedelijk vanaf 1645 in Groningen en is getrouwd met Geertien of Geertruid Harmens. Zoon Barelt Schuiringe keert in 1666 terug naar Peize en gaat in huis 89 wonen, zie aldaar.
Jan Haange wordt in 1654 vermeld als opvolger van zijn vader Roelof Schuiringe. Hij wordt meestal Jan Schuiringe of Jan Schuiringe Haange genoemd. Hij trouwt vermoedelijk in 1659 met Ameltien Homan, weduwe van Roelof Peling te Norg. Over hun kinderen Egbert en Roelof Peling worden dan in Norg mombers aangesteld. Egbert Peling overlijdt rond 1727. Roelof Peling is getrouwd met Geessien Baving, dochter van Luitien Baving en Aaltien Willinge, zie 152. Zij wonen vanaf 1681 in huis 154, Peizerwold (nu Achterstewold).
Jan Schuiringe Haange is Ette voor het Noordenveld van 1671 tot
zijn overlijden in 1696. Ameltien Homan overlijdt in 1706.
Kinderen:
Bareld Schuiringe is getrouwd met Jantje Ebbinge, dochter van Harmen Ebbinge,
zie 21. In het Haardstedenregister van 1691-1695 wordt hij vermeld als jonge
Barelt Schuiringe, zie bij huis 101. Na zijn kinderloos overlijden in 1713
krijgt zij de lijftucht en zij hertrouwt in 1714 met Barelt Conraads. Pas na
haar overlijden in 1765 worden de goederen door de erfgenamen verkocht.
Roelof Schuiringe zie hieronder.
Grietje Schuiringe trouwt vermoedelijk in 1677 met Gerrit Roelofs, zie 1, Ter
Hansouwe. In 1697, wanneer Gerrit Roelofs al is hertrouwd en zelf ook overleden,
eist de hoofdmomber van de kinderen uit het tweede huwelijk 1000 gld. vanwege
een morgengave die aan Gerrit Roelofs zou zijn beloofd bij zijn huwelijk.
Aangeklaagden zijn Ameltjen Homans, weduwe van de Ette Jan Schuiringe Haenge en
haar zoons Barelt en Roelof Schuiringe.
Harmtien Schuiringe trouwt in 1703 met Jan Bavinge, zie 152, eerder getrouwd met
Grietje Cluiving. Harmtien Schuiringe overlijdt in 1734 kinderloos. Ook in dit
geval worden rechtszaken gevoerd over haar erfenis.
Jantien Schuiringe trouwt omstreeks 1680 met Jan Pouwels te Onnen. Hun kinderen
zijn eveneens betrokken bij de erfenis van Bareld en Harmtien Schuiringe.
Roelof Schuiringe trouwt in 1705 met zijn achternicht Jantje Schuiringe, dochter van Barelt Schuiringe en Marchien Ebbinge, zie 89. Hij overlijdt al in 1710.
Dochter Marchien Schuiringe trouwt in 1735 met Luitien Bolhuis uit Haren. Marchien overlijdt in 1737, waarna Luitien Bolhuis terugkeert naar Haren en daar in 1739 hertrouwt met Marchien Cornelis Buirma. Zoon Roelof Bolhuis overlijdt spoedig na het overlijden van zijn moeder. In 1738 geeft Ameltien Schuiringe de erfenis aan van haar neef Roelof Bolhuis.
Dochter Ameltien Schuiringe trouwt in 1738 met Abel Bolhuis, broer van Luitien Bolhuis. In 1742 overlijdt Abel Bolhuis. Omstreeks 1741 is dochter Johanna Bolhuis geboren. Ameltien Schuiringe overlijdt in 1753, kort voordat in 1754 haar moeder Jantje Schuiringe overlijdt.
Volgens het Register van Nieuwe Huizen is wed. Roelof Schuiringe in 1742 bewoonster en eigenares van het huis dat in 1646 behoorde aan (de eerdere) Roelof Schuiringe of Haange. Zij bezit ook het volgende huis, met in 1745 als meier Derk Hindriks en in 1646 als eigenaren Barteld en zijn broeder J. Schuiringe.
In het Haardstedenregister van 1743 wordt wed. Roelof Schuiringe vermeld met 4 paarden, in 1754 Wilke Pieters met 2 paarden, zie bij 6. In 1764, 1774 en 1784 wordt Albert Lunsche vermeld met 3 paarden, in 1794 zijn weduwe, in 1798 als Johanna Bolhuis, 57 jaar, boerin, weduwe met de zoons Roelof 37, Jacob 25 en Albert Lunsche 23 jaar. In 1804 is Jacob Lunsche de hoofdbewoner, vermeld met 2 paarden, in 1807 als boer met 2 inwonende kinderen en een werkbode en ook als eigenaar evenals in 1832, in 1813 woont naast Jacob Lunsche ook Jeremias van Diepenbrug in dit huis, dan nog ongehuwd, zie 65.
Johanna Bolhuis trouwt in 1759 met Albert Schuring Lunsche, zoon
van Roelof Lunsche en Jeichien Ebbinge, zie 118. Zij overlijden resp. in 1798 en
1794.
Kinderen:
Ameltien Lunsche trouwt in 1785 met Steven Ebbinge, zoon van Koenraad Barelds en
Trientien Ebbinge, zie 101. Zij wonen eerst in huis 101 en vanaf 1813 in huis
89, dat in 1807 al hun eignedom is.
Roelof Lunsche trouwt in 1808 met Janna Luinge, dochter van Aldert Luinge en
Jantien Ebbinge, zie 66. Hij woont eerst met zijn broer Albert in huis 118, na
zijn huwelijk in huis 101, waar daarvoor zus en zwager Ameltien Lunsche en
Steven Ebbinge wonen.
Jantien Lunsche trouwt in 1788 in Haren met Cornelis Bolhuis, neef van haar
moeder.
Abel Lunsche overleden in 1788.
Aldert Lunsche overleden in 1788.
Jeichien Lunsche overleden in 1787.
Jacob Lunsche trouwt in 1802 met Hinderkien Barelds Dekker, dochter van Bareld
Derks Dekker en Harmtien Alberts, zie 19. Zij blijven in dit huis wonen.
Albert Lunsche trouwt in 1804 met Margaretha Luinge, dochter van Aldert Luinge
en Jantien Ebbinge, zie 66. Hij woont vanaf 1804 met broer Roelof, later alleen
met zijn gezin in huis 118, het ouderlijke huis van zijn vader.